Bevallingsverhaal: “De verpleegster laat mij met mijn vingers het hoofdje van de baby voelen die uit m’n vagina steekt”

| , ,

Ik voel iets… Ik ben er nog niet zeker van of het wel een wee is, want de afgelopen weken heb ik minstens vijf keer per dag gedacht dat ik een wee voelde, maar dat bleek steeds loos alarm. Gefrustreerd word ik er van. Ik ben al ruim twee weken over de uitgerekende datum, hoe lang kan het in godsnaam nog duren? Nou, niet lang meer, want de weeën beginnen nu écht. Ik weet onmiddellijk: dit is het echte werk, geen loos alarm. Ik ben daarom helemaal hotel-de-botel en moet me inhouden om niet meteen iedereen te gaan bellen uit enthousiasme.

Geen ontsluiting

Ik heb mijn zinnen gezet op een thuisbevalling en dus heb ik nauw contact met de huisarts. Zei je nou huisarts? Yup! Ik schrijf over de bevalling van mijn oudste en dat is bijna 13 jaar geleden! In de dorpen had je toen geen verloskundigepraktijk, alleen een huisarts. Maar mijn huisarts is jammer genoeg niet onder de indruk en ik hoef pas terug te bellen als de weeën om de vijf minuten komen. Dat moment komt gelukkig sneller dan ik verwachtte en om drie uur ’s middags komt de dokter een kijkje nemen. Ik heb echter nauwelijks ontsluiting, dus zit er niets anders op dan mijn enthousiasme te temperen en gewoon te wachten… Mijn weeën worden steeds heftiger en heftiger en ik krijg het er moeilijk mee. De ontsluiting vordert nog steeds niet en inmiddels is het tien uur ’s avonds. Ik begin wanhopig te worden, hier had ik niet op gerekend. De weeën zijn ondertussen zo intens en onophoudelijk, dat ik ze al niet meer weg kan puffen. Mede op advies van de huisarts besluiten we om de thuisbevalling te laten voor wat het is en we vertrekken naar het ziekenhuis.

“Wat is uw naam?”, vraagt de vrouw aan de balie. “Kramp”, antwoord ik met moeite, want ik zit midden in een wee. “Ja dat begrijp ik mevrouw, maar wat is uw náám?” Ja écht: waargebeurd! Ik hoef je vast niet uit te leggen dat ik deze muts over de balie trok en iets toesiste dat niet voor herhaling vatbaar is. Daarna was ik binnen een mum van tijd in de verloskamer. En dat is maar goed ook: ik begin te hyperventileren en krijg het daarbij zó benauwd dat ik volledig in paniek raak! En het wordt niet beter: de ontsluiting wil maar niet vorderen, dus we kunnen nog niets, maar ik krijg steeds minder adem. In de hoop dat de ontsluiting toch op gang zal komen, worden mijn vliezen gebroken. Dat verergert de situatie alleen maar, want nu krijg ik ook nog eens enorme persdrang. De baby zit nu klem tussen mijn persweeën en een te kleine opening. We zijn luttele uren verder en de weeën worden heviger en heviger. De ontsluiting is er nog steeds niet, maar ik trek dit niet lang meer. Bij vlagen begin ik mijn bewustzijn te verliezen. Waarom doen ze niets? De verpleegkundige ziet wel dat ik het moeilijk heb en ze gaat steeds in overleg met de verloskundige, maar die vindt dat het allemaal zo wel kan. Hoort erbij. Totdat ik er genoeg van heb. “Nee, ik wil goffer-de-goffer niet nog een keer op mijn andere zij proberen, ik wil een fakking keizersnee! Of iets anders. Maar doe iets verdomme! Haal die baby eruuuuiiiiitttt!!!!” 

Geen hartslag

Eindelijk worden er stappen ondernomen. Sensoren worden op het hoofdje van de baby bevestigd en zo kunnen we via een monitor de hartslag volgen. Bij iedere hartslag klinkt een kort piepje. Dat klinkt fijn! Tot er een perswee komt, dan ineens klinkt er niets… “Niet persen!”, roept de verloskundige, maar ik kan er niets aan doen. De spieren trekken samen, daar heb ik geen controle over. De persweeën volgen elkaar in rap tempo op en ik zie fronsende gezichten van het ziekenhuispersoneel. De baby zit knel. Ik maak me zorgen. Zij blijkbaar ook. Opnieuw een perswee, ik trek dit niet meer. Op de monitor verdwijnt de hartslag. “Niet persen!”, roept de verloskundige weer. “Dat gaat vanzelf!”, gil ik terug. Wéér een perswee, direct gevolgd door een derde en een vierde. Zwarte vlekken beginnen mijn gezichtsveld te domineren. Ik probeer er doorheen te kijken, naar de monitor. Deze geeft nu helemaal geen hartslag aan en ook klinken er geen piepjes meer. Dit kan niet goed zijn. Het verplegend personeel is doodstil en met bezorgde gezichten turen ze afwachtend naar de monitor. Seconden tikken voorbij. Niets. Het lijken wel minuten. De stilte is bijna oorverdovend. En dan… “Piep!” Ik slaak een kreet van opluchting. Dit is mij iets té spannend! Nu wordt het helemaal zwart voor mijn ogen en ik raak buiten bewustzijn.

Ruggenprik

Vaag merk ik dat mijn bed verreden wordt. PIJN! Een venijnige steek in mijn onderrug. Ineens verdwijnt al het zwart dat mijn complete wereld behelsde. Ik kan weer helder denken en kijk om me heen. Een kleine, gezette man in een leren jas staat naast me en checkt mijn pols. Ik heb werkelijk geen clou wie de man is en waar hij ineens vandaan komt. Schaapachtig kijk ik hem aan. Hij ziet mijn verwarring en zegt: “Ik ben de anesthesist, ze hebben me uit bed gebeld om jou een ruggenprik te geven. En zo te zien werkt die!” Mijn pijn is inderdaad weg en ik ben de man zó dankbaar daarvoor, dat ik spontaan tegen hem verzucht: “Oh man, wil je met me trouwen?” Iedereen kijkt verbouwereerd, behalve mijn echtgenoot. Die moet lachen, geeft me een kus en fluistert: “Eindelijk, zo ken ik je weer.” En tegen het verplegend personeel roept hij: “Ze is er weer bij hoor, we kunnen!” Eenmaal terug in  de verloskamer heb ik praatjes voor tien. Nu die allesoverheersende pijn van de persweeën is gestopt, kan ik energie verzamelen voor het echte werk. De verloskundige controleert mijn ontsluiting en die is nu eindelijk volledig. Ik heb het écht he-le-maal gehad met deze kut bevalling en ik wil het zo snel mogelijk achter de rug hebben. Strijdvaardig begin ten volle te persen, maar mijn verzwakte lijf kan kennelijk nog niet veel hebben. Al snel ben ik weer uitgeput en zie wederom zwarte vlekken. Ik kan niet meer. Echt niet. Laat die baby maar zitten hoor, dan maar niet.

Voelen

“Zet door! Je bent er bijna!”, roept het personeel me bemoedigend toe. Het lijkt wel een sportwedstrijd. Dan pakt een van de verpleegsters mijn hand en laat mij met mijn vingers de bovenkant van het hoofdje van de baby voelen die kennelijk al half uit mijn … eh …. nou ja, uit mijn vagina steekt. (Sorry, detail waar je vast niet op zit te wachten!). “Voel maar, de baby is er bijna! Je kunt het!” Het voelt echt héél bizar en ik weet niet zeker of dat ooit voor herhaling vatbaar is, maar het geeft mij op dat moment nét dat laatste beetje kracht dat ik nodig heb. Ik pers zo hard ik kan en kort daarna klinkt het mooiste geluid van de wereld: het huilen van een baby. Om vier uur ’s nachts is ze er dan eindelijk, onze dochter Noëlle. Ze wordt direct op mijn borst gelegd en ik kan mijn ogen niet van haar afhouden, zo mooi, zo perfect, zo gaaf. Alles erop en eraan! Heb ik dat gemaakt? Mijn echtgenoot zit naast me en lacht en huilt tegelijk. Daarna mag ik even lekker douchen en aansluitend eten we beschuit met roze muisjes. Zo bevinden wij ons op een perfecte roze wolk. Dat deze wolk binnen luttele uren veranderde in een gitzwarte lucht, dat wisten we toen nog niet…

WORDT VERVOLGD…  

DAPHNE  (klik hier voor haar Instagram) 

Plaats een reactie