Ik heb nu mijn dochter Lotte, maar denk vaak terug aan mijn opgedrongen abortus

| , ,

In mijn eerste blog, toen nog onder ‘Jane Doe’, hebben jullie kunnen lezen over mijn twee overleden kindjes, waar mijn pleegvader de vader van was (is) en mijn regenboogkindje (Lotte), die ik met mijn huidige vriend heb mogen krijgen. Ook hebben jullie toen kunnen lezen over de gedwongen abortus van mijn eerste overleden kindje, welke ik Lana heb genoemd en mijn tweede overleden kindje, Romy. Zij is uiteindelijk door complicaties van haar vroeggeboorte overleden.

In dit blog en alle toekomstige blogs neem ik jullie mee in mijn herinneringen en de impact op mijn huidige leven. Het is voor mij een therapeutisch proces om hierover te (gaan) bloggen, aangezien ik nog midden in de verwerking zit. Herinneringen aan toen komen in vlagen op; soms tijdens specifieke gebeurtenissen, maar ook zomaar ineens. Zo ook toen ik de afgelopen week weer therapie had.

Mijn psychologe is recent van locatie gewisseld, omdat ze door wilt studeren voor klinisch psycholoog en er op de nieuwe locatie een betere begeleiding voor haar is in verband met haar verdere studie. Hierdoor moet ik nu een flink stuk reizen en het laatste gedeelte een stuk lopen. Afgelopen week was de tweede keer dat ik naar die locatie liep vanaf de bushalte. Het pand ligt langs een autoweg, in the middle of nowhere. Ik liep over voetpaden, fietspaden, langs stukjes berm en vol in de wind, toen mijn gedachten ineens schoten naar de tijd bij mijn pleegvader; Ik was 14 jaar, meerdere malen verkracht door mijn pleegvader en bleek uiteindelijk zwanger van hem te zijn. Hij kwam er al vroeg achter en had me in de auto gesleurd. We reden een flink stuk langs onbekende wegen, van dorpje naar dorpje en ik voelde me doodsbang. Vluchten kon ik niet, want de auto zat op het kinderslot. We kwamen aan bij een oud pand, wat er van buiten verlaten uitzag. De straat was donker, door de slechte straatverlichting. Wat gingen we hier doen? Ik snapte er niks van. Mijn pleegvader trok me aan mijn arm uit de auto, mee naar het pand. De deur was open, dus we konden zo naar binnen lopen. De muren zagen eruit alsof alles zo kon instorten; precies zoals ik me toen ook voelde op dat moment. Bang, klein en enorm kwetsbaar. Mijn pleegvader had me in de auto nog bedreigd met een pistool, dus ik wist dat ik maar beter kon gehoorzamen. We liepen door een lange, lege gang, waarbij je elke voetstap kon horen. Aan het eind van de gang ging een deur open en kwam een lange man in wit, medisch uniform ons tegemoet lopen. ‘Ha, P.*, hier is ze dan.’ riep mijn pleegvader bijna euforisch. Ik werd meegesleurd naar de kamer aan het eind van de gang, die vervolgens achter mij op slot werd gedaan. Ik zag een gynaecologenstoel staan en werd weer doodsbang. Dit was foute boel, wist ik. Weer kon ik nergens heen. De rest heb ik in een roes beleefd. Zowel letterlijk als figuurlijk. Toen ik uit de roes ontwaakte, voelde ik me leeg. Ik was niet meer zwanger en dit werd door de mannen bevestigd. Ik werd in de auto getild en we reden terug naar het pleeggezin, waar ik gelijk naar boven werd gebracht en ruw op bed werd gelegd door mijn pleegvader. De rest van het pleeggezin dacht dat ik gewoon moe was, aangezien mijn pleegvader had verteld dat hij met me de natuur in zou gaan, om ons hoofd leeg te maken. De volgende dag kwam mijn pleegvader al vroeg naar mijn slaapkamer. Ik hoorde zijn voetstappen op de trap en voelde mezelf angstig trillen. Hij kwam binnen, schoof de lakens opzij, aaide over mijn buik en zei dat uit onderzoek bleek dat mijn kindje een meisje was. Ik kon alleen maar huilen, terwijl hij grijnzend de kamer verliet.

Opeens hoorde ik luid getoeter. Ik schrok wakker uit mijn herinneringen en merkte dat ik op de rand van de autoweg liep. Vlug schoot ik weer het voetpad op, terwijl ik dacht aan mijn meisje, dat ik Lana heb genoemd. Ik was dus blijkbaar lang genoeg zwanger geweest om het geslacht te kunnen ontdekken, maar ik had haar nog nooit gevoeld. Dat vind ik, zeker achteraf, toch wel een gemis. Weten dat er leven in je groeide, maar het nooit hebben kunnen voelen. Een beetje verward loop ik verder richting het therapiepand. Ik moet altijd even bijkomen na zulke heftige herinneringen en vraag me onder het lopen af hoe Lana eruit zou hebben gezien. Zou ze net zo’n bos haar hebben gehad bij de geboorte, als dat Lotte had? Zou Lana ook lang zijn? En welke kleur ogen zou ze gehad hebben? Lana en ik hebben elkaar nooit mogen ontmoeten en dat steekt nog elke dag.

Toen ik even later uit de wachtkamer werd gehaald en in de kamer van mijn psychologe plaatsnam, zag ik in mijn ooghoek de ingerichte speelhoek voor kinderen. Wat was het fijn geweest als Lana ook gewoon onbezorgd had kunnen spelen, maar nu mag Lotte dat voor haar grote zus doen. Met die, toch wel dankbare, gedachte startten we de therapiesessie.

* Ik heb bewust geen hele naam van die man neergezet, omdat ik bang ben voor herkenning en daarnaast vind dat het geen toegevoegde waarde heeft voor dit blog.

ANNEMIEK (klik hier voor haar Instagram)

Plaats een reactie