
Ellen: “Toen mijn schoonouders hun pasgeboren kleindochter zagen, zeiden ze: ‘Wel een lelijke baby he?!’, ik wist niet wat ik hoorde, meenden ze dit echt?”
De eerste dagen met baby Lilly waren een waas van emoties, gebroken nachten en het wennen aan een nieuw ritme
Mijn lijf voelde beurs, mijn hoofd zat vol wolken, maar toch kon ik niets anders dan naar haar kijken. Mijn dochter. Elke beweging, elk geluidje, het voelde alsof ik haar al eeuwig kende. De kraamweek was een aaneenschakeling van bezoek. Bloemen, cadeautjes, beschuiten met muisjes en kussen op mijn wang van mensen die ik liever nog een week op afstand had gehouden. Maar ik wist hoe het werkte. Mensen wilden haar zien. En dus zat ik daar, uitgeput, Lilly op mijn armen te showen, steeds hetzelfde verhaal vertellend. Hoe de bevalling was gegaan, hoe de eerste nacht was geweest, hoeveel Lilly sliep.
Toen Tony’s ouders, mijn schoonouders, langskwamen, wist ik al dat het een lange zit zou worden
Ze kwamen met een grote tas vol cadeautjes, praatten hard en overweldigend zoals ze altijd deden. Ik glimlachte, bedankte, liet me overladen met goedbedoelde adviezen. Maar toen ik Lilly aan hen liet zien, gebeurde er iets geks. Ze vielen stil. Een fractie van een seconde, maar ik zag het. Een ongemakkelijke stilte die in de lucht hing als een te zwaar gordijn.
Ze keken naar haar en ik zag een blik in hun ogen die ik niet kon plaatsen
Verbaasd, misschien zelfs een beetje geschrokken. En toen kwamen de woorden. Of het hoorde, dat haar gezichtje zo… plat was. Of dat bolle gezichtje normaal was. Ik werd misselijk. Ik voelde hoe mijn vingers zich iets steviger om Lilly’s kleine lijfje sloten. Ik begreep meteen waar ze op doelden. Lilly was pasgeboren. Haar hoofdje had nog de sporen van de bevalling, een beetje gezwollen, een beetje ingedeukt. Zoals zoveel baby’s eruitzien na een tocht door het geboortekanaal. Maar dat hoefde ik toch niet uit te leggen? Dat zagen ze toch zelf ook wel?
Maar nee, ze vervolgden hun observaties, en de opmerkingen kwamen één voor één
Dat alle baby’s lelijk waren bij geboorte. Dat ze later vast wel mooier werd. Dat moest nog ‘wegtrekken’. Alsof ze een stuk wasgoed was dat nog even in de wind moest hangen. Alsof ze niet al prachtig was. En toen, terwijl ik nog probeerde hun eerdere opmerkingen te verwerken, viel de klap. Ze vroegen of ik zeker wist dat Lilly geen syndroom van Down had. Ze zagen een ‘gek’ neusje. Alsof dat zomaar iets was wat je terloops even vroeg. Alsof het een optie was die hen blijkbaar door het hoofd was geschoten bij het zien van hun kleindochter.
Mijn hele lijf spande zich aan
Mijn hart sloeg op hol. Hoe konden ze dat zeggen? Hoe konden ze, op een moment dat ik alleen maar wilde genieten van mijn pasgeboren dochter, met zoiets komen? Alsof ze een diagnose konden stellen, puur door te kijken. Alsof Lilly niet gewoon zichzelf mocht zijn, zoals elke baby er in de eerste dagen anders uitziet. Ik keek naar Tony, mijn man, mijn ogen groot, vragend. Zeg iets. Doe iets. Maar hij leek bevroren. Alsof hij de impact van hun woorden nog niet had verwerkt. Alsof het niet tot hem doordrong wat hier gebeurde.

Ik wilde iets zeggen, maar ik wist niet wat
Mijn hele lijf protesteerde. Dit was mijn kind. Mijn dochter. Dit was niet zomaar een opmerking over een baby, dit was een opmerking over haar. Over hoe ze eruitzag. Alsof ze niet perfect was zoals ze was. Lilly lag vredig in mijn armen, zich totaal niet bewust van de sfeer die veranderd was. Ik hoorde en voelde haar ademhaling zacht en ritmisch. Ik wilde haar beschermen. Ik wilde haar afschermen van deze wereld waarin men het normaal vond om direct een mening te hebben over het uiterlijk van een pasgeboren kind.
Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen, maar ik slikte ze weg
Dit was niet het moment om emotioneel te worden. Dit was het moment om mijn rug recht te houden, om in mijn hoofd de woorden te vormen die hen op hun plek zouden zetten. Maar voordat ik kon spreken, gingen ze alweer verder met een ander onderwerp. Alsof er niets was gebeurd. Alsof die eerste seconden van stilte, die rare opmerkingen, nooit hadden plaatsgevonden.
De rest van het bezoek verliep alsof er niets aan de hand was
Maar de woorden bleven nagalmen in mijn hoofd. Ik hoorde ze telkens weer. “Dat gaat nog wel weg”. “Knapheid komt later.” “Weet je zeker dat ze geen Down heeft?” En ik voelde een mix van woede en verdriet. Dit zou ik nooit vergeten. Dit was de eerste keer dat mijn schoonouders iets over mijn dochter zei. En ook nog eens in mijn kraamweek. Zo ongepast!
Later die avond bleef ik maar piekeren
Hoe kon Tony niets hebben gezegd? Het zijn zijn ouders! Hoe kon hij daar gewoon hebben gezeten, terwijl zijn ouders zulke opmerkingen maakten? Het maakte me nog bozer dan de opmerkingen zelf. Hij had mij, hij had ons moeten verdedigen. Zijn kersverse gezin.
Toen ik hem er uiteindelijk op aansprak, haalde hij zijn schouders op
“Ach, ze bedoelen het niet slecht,” mompelde hij. Maar dat was het hem juist. Dat maakte het misschien nog wel erger. Ze bedoelden het niet slecht, maar ze zeiden het wél. Zonder na te denken, zonder te beseffen wat hun woorden deden. Die woorden hadden me ook ontzettend onzeker kunnen maken. Ik was een nieuwe moeder. Wist ik veel. Het was een klotestreek. Iets wat ik nooit meer zou vergeten over mijn schoonouders.
ELLEN