Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Ik had echt een heerlijke zwangerschap. Althans, lichamelijk dan. Geen misselijkheid, geen bekkenklachten, geen rare cravings. Maar geestelijk? Pfff. Ik was gewoon compleet van de leg. En ik hoor je denken: “Ja hoor, weer zo’n hormonale zwangere.” Maar echt, het was niet normaal meer. Alles kwam zó hard binnen, ik werd van élke emotie een soort waterval. Tranen met tuiten, snikken alsof iemand dood was, hysterisch lachen en dan weer keihard janken. Binnen vijf minuten. Mijn vriend noemde me op een gegeven moment “de menselijke mood swing”. Achteraf misschien grappig, toen vooral irritant.
“Je kent dat kind niet eens”
Er was een reclame op tv van zo’n moeder die haar kind ophaalt uit school en dan zegt: “Mama is zo trots op jou.” En dan dat jochie dat terugzegt: “Ik ben ook trots op jou, mama.” Nou, ik stortte in. Volledig. Ugly cry. Mijn vriend: “Je kent dat kind niet eens.” En ik maar snikken: “maar het is zó lief!” Of toen ik een keer in de supermarkt een oud vrouwtje haar boodschappentas zag tillen. Ik wilde haar helpen, maar voordat ik iets kon zeggen, had een jongen van een jaar of vijftien haar tas al gepakt en liep hij met haar mee naar de uitgang. Ik stond daar bij de bananen met mijn karretje en huilde alsof ik net slecht nieuws had gehad.
Het dieptepunt: het saus-incident
Maar het aller-, állerergste moment? Dat was het saus-incident. En ja, ik schaam me nog steeds een beetje, maar goed: dit verhaal moet verteld worden. Ik was 34 weken zwanger. Mijn vriend had late dienst, ik zat alleen thuis. Ik had de hele dag al trek in gefrituurde kip met die ene speciale saus van een fastfoodketen. Ik bestelde via de app. Alles aangevinkt, extra saus, drankje erbij, bezorgadres goed gecontroleerd, klaar. En toen begon het wachten. Je moet weten: ik had me al omgekleed in een pyjama. Ik had mijn favoriete serie klaargezet. Ik had zelfs m’n haar in een knotje gedaan zodat ik zonder hinder kon eten. Dit was mijn moment. MIJN moment. De bel ging. Eindelijk. Ik met m’n dikke buik naar de deur gesjokt. Zak aangenomen, “dankjewel” geroepen, deur dicht, zak op tafel, openmaken. En toen… Geen saus. Echt niets. Geen zakje, helemaal niks. Alleen kip. Droge, kale kip.
Ik stortte volledig in: “Ik had me hier zó op verheugd”
Ik dacht eerst nog: misschien zit het onderin. Alles overhoopgehaald. Zelfs het servetje uitgeklapt. Maar nee. Geen saus. Mijn ogen begonnen al te prikken. “Rustig blijven, Mariël. Het is maar saus.” Maar dat hielp dus niks. Binnen tien seconden had ik tranen over m’n wangen. En toen pakte ik m’n telefoon. Ja, ik ging bellen. De jongen aan de telefoon was heel vriendelijk. Hij zei: “Wat vervelend mevrouw, dat is natuurlijk niet de bedoeling.” Maar toen zei hij ook: “Helaas kunnen we het niet nabrengen, we kunnen je een tegoed geven.” En toen knapte er iets. Ik stortte volledig in. Aan de telefoon. Tegen een wildvreemde puber. “Ik had me hier ZO op verheugd. Echt ZO erg. En dan is die saus er gewoon NIET. Hoe kan dat nou?!” Ik snikte zo hard dat ik volgens mij niet meer verstaanbaar was. De jongen zei iets als: “Uhm… sorry, mevrouw.” Ik gooide mijn telefoon op de bank en ben op de keukenvloer gaan zitten janken. En dan bedoel ik echt janken. Niet gewoon huilen, maar met snikken, ademnood, rode ogen, alles erop en eraan. Om saus. SAUS.
Mijn vriend dacht dat er iemand dood was gegaan
Toen hij thuiskwam, trof hij mij aan op de bank met opgezwollen ogen, tissues overal, en een half opgegeten kipstukje op tafel. Hij schrok zich rot. “Wat is er in godsnaam gebeurd?!” Ik keek hem aan met een trillend lipje en zei: “Ze waren de saus vergeten.” Hij keek me aan alsof ik gek was. Toen begon hij zachtjes te lachen. Niet uitlachen, hoor. Meer zo’n “je bent echt niet te doen, maar ik hou van je”-lach. En toen moest ik ook lachen. Huil-lachen. Dat ik tegelijkertijd snikte en gierde.
Dit komt vaker voor dan je denkt
Na dat incident ben ik zelf gaan twijfelen aan m’n mentale gezondheid. Want oké, emotioneel zijn is normaal. Maar dit? Dit was niet meer gezond. Ik voelde me ook steeds vaker gewoon down. Zwaar. Verdrietig zonder reden. De wereld voelde grijs. En dat terwijl er een baby groeide in m’n buik. Ik wíst dat ik blij moest zijn. Maar ik voelde het niet altijd. Mijn verloskundige pikte het gelukkig snel op. Ze vroeg op een dag: “Hoe gaat het echt met je?” En toen zei ik: “Ik weet het niet meer.” Ze regelde een afspraak met een psycholoog die gespecialiseerd is in pre- en postnatale depressies. En wat een opluchting was dat. Gewoon kunnen praten, zonder oordeel. Hulp krijgen. Horen dat ik niet gek was. Dat dit echt iets is wat vaker voorkomt dan je denkt.
En toen was daar Romé
De bevalling was pittig, maar Romé was er. Een prachtig meisje, kerngezond, met donkere haartjes en een mondje dat precies op dat van haar vader lijkt. En gek genoeg: toen ik haar voor het eerst vasthield, was het alsof er een gordijn werd opgetrokken. De mist in m’n hoofd trok op. De zwaarte verdween niet helemaal, maar ik voelde weer iets. Liefde. Trots. Licht. En nu, vier maanden later, gaat het goed met ons. Ze slaapt (redelijk), ze lacht (veel) en ik? Ik huil nog steeds weleens, maar dan van blijdschap. Oké… en af en toe als ik een filmpje zie van een hond die wordt herenigd met z’n baasje. Maar hé, dat mag, toch?
MARIËL