
Jeanette: “Deze man van circa 50 jaar, had serieus de treinstoel van mijn zoontje van 5 jaar afgepakt…”
We hadden er zin in, die dag, even winkelen voor onze grote vakantie
Samen met mijn man en onze vier kinderen – Ilona (12), Sammy (9), Mara (7) en Theo (5) – namen we de trein. Twintig minuten maar. Een klein ritje. Iets wat ik vaker had gedaan en waarvan ik dacht: ach, dat doen we wel even. Kinderen zijn flexibel. Even staan, dat kunnen ze best.
Toen we instapten, zag ik het meteen
De trein was redelijk vol. De stoelen waren allemaal bezet. Er stonden ook wat mensen. Ik keek even rond, mijn hand stevig om Theo’s kleine handje geklemd. “Geeft niks,” zei ik monter tegen de kinderen, “we staan gewoon even.”
De eerste paar haltes verliepen rustig
We stonden dicht bij elkaar, grapjes makend, een beetje leunend tegen de stang. Theo tilde af en toe zijn beentjes op, moe van het staan, maar hij klaagde niet echt. De kinderen gedroegen zich voorbeeldig. Ze luisterden goed, maakten geen lawaai, duwden niet, renden niet heen en weer zoals je soms ziet bij jonge kinderen. Ik voelde me trots. Trots op hoe ze zich hielden in deze trein.
Toen, bij de derde halte, stond er ineens iemand op
Zonder aarzelen gebaarde ik naar Theo dat hij mocht gaan zitten. Zijn gezicht lichtte op en hij kroop op de stoel, zijn benen bungelend boven de grond. Ik voelde me even opgelucht. Eén probleem minder. Ilona en Sam hielden zich kranig, Mara ook. Mijn blik dwaalde door de coupé, tot ik hem zag.
De man
Hij stond tegen de leuning van Theo’s stoel aan. Echt ertegenaan. Niet zomaar een beetje dichtbij, maar letterlijk in de persoonlijke ruimte van mijn kleine jongen. Zijn arm leunde boven Theo’s hoofd, zijn lichaam tegen de stoel gedrukt. Hij keek me even aan, met een blik die ik niet goed kon duiden. Afkeurend misschien. Geïrriteerd. Alsof wij, met onze kinderen, hem tot last waren.
Ik slikte, besloot het zo te laten
Nog een paar haltes, zei ik tegen mezelf. Twee haltes. Wat kon er gebeuren? Maar toen zag ik het uit mijn ooghoek. Ilona, mijn oudste, liep naar Theo toe. Ze hurkte voor hem neer en zei lief: “Ahhh Theo, ik zie je niet eens meer zo, kom maar op mijn schoot zitten.” Ze lachte, hield haar armen open. Voorzichtig trok ze hem van de stoel af.
En dat was het moment dat ik het zag
De man plofte zonder aarzelen neer op de stoel waar mijn vijfjarige net nog zat. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Alsof hij er recht op had. Theo stond beduusd naast Ilona, die even niet wist wat ze moest zeggen. Ik zag de verwarring in hun ogen. De verbijstering. In mij kookte het. Het was zo respectloos. Zo onbeschoft. Tegen een klein kind. Een kind van vijf. 5.
Ik voelde een keuze
Laat ik het gaan, of laat ik mijn kinderen zien dat je opstaat voor jezelf, dat je zegt waar het op staat? Ik haalde diep adem, keek naar mijn kinderen, en besloot dat ik moest optreden. Niet alleen voor Theo, maar ook als voorbeeld voor hen allemaal. Extra hard, zodat de man het kon horen, zei ik: “Lief gedrag is als je anderen helpt. Zoals Ilona deed. Onbeschoft gedrag is iemand zijn stoel afpakken, zeker als het een kindje van vijf is.”
De man draaide zich om
Zijn blik was fel. “Is er een probleem?” vroeg hij. Mijn hart bonkte, maar ik bleef rustig. “Ja,” zei ik. “Je hebt een stoel afgepakt van een klein kind van vijf.” Hij haalde zijn schouders op. “Ik dacht dat hij opstond voor ouderen,” zei hij. Alsof hij ineens een bejaarde was, terwijl hij niet ouder leek dan vijftig. Kwiek, gezond, niets mankeerde hem.

Ik geloofde er niets van
Dat wist hij. Maar hij wilde geen gezichtsverlies lijden. Kinderachtig. Mensen om ons heen begonnen zich ermee te bemoeien. “Je had het op z’n minst kunnen vragen,” riep een vrouw verderop. Een andere man knikte instemmend. Ik voelde me gesterkt. Niet alleen. Ik besloot het daarbij te laten. Ik wilde niet een complete vechtpartij ontketenen voor de ogen van mijn kinderen. Als hij zichzelf kon aankijken in de spiegel na deze actie, dan moest hij dat vooral doen. Wij zouden ons hoofd hoog houden.
Maar toen gebeurde er iets wat ik nooit had kunnen verzinnen
Een vrouw riep ineens: “Ben jij nou foto’s aan het maken van die mevrouw?” Mijn hart sloeg over. De man keek niet eens geschrokken. “Nee,” zei hij kalm. De vrouw liet zich niet afschepen. “Ik ben niet achterlijk,” zei ze. “Ik heb je gezien. Je stond haar van allerlei kanten te fotograferen.” De woede die ik voelde, was allesoverheersend. Niet alleen had hij mijn kleine jongen zijn stoel afgenomen, nu zat hij me ook nog stiekem te fotograferen? Ik trilde van woede.
“Ik hoef niks te bewijzen,” zei hij, “ik heb niks gedaan”
Hij ontkende alles. Maar ik zag het. Zijn lichaamstaal, zijn ontwijkende blik. Hij loog. En de vrouw hield vol. “Ik stond recht tegenover je,” zei ze. “Ik heb het gezien.” De trein was inmiddels veranderd in een levend decor van toekijkende reizigers. Sommigen keken met afschuw. Niemand koos zijn kant.
Gelukkig kwam er een NS-medewerker aan
Iemand had deze medewerker gewaarschuwd. Een jonge man met een felgeel hesje en een kalme uitstraling. Hij luisterde naar mijn verhaal, naar dat van de vrouw die alles had gezien. De NS-man was duidelijk. Hij zei dat ik aangifte kon doen. Dat ik een melding kon maken. Dat zij helaas niet in telefoons mochten kijken vanwege privacyregels, maar dat hij geloofde wat we zeiden.
“Ja,” zei ik, “privacy, die had ik graag gehad”
Hij gaf me een treinnummer. Legde geduldig uit wat ik kon doen. De vrouw die getuige was, gaf zonder aarzelen haar telefoonnummer. “Bel me maar als je mijn verklaring nodig hebt,” zei ze. Een rots in de branding. Wat een heldin. Ik bedankte haar. Mijn stem brak bijna van ontroering. Ze was zo dapper!
Toen keek ik naar mijn kinderen
Die allemaal naar me keken. Naar hun moeder. Hun veilige haven. En ik voelde trots. Niet omdat ik had geschreeuwd. Niet omdat ik gewonnen had. Maar omdat ik ze liet zien dat je niet alles hoeft te slikken. Dat je je mag uitspreken. Dat je respect mag verwachten. Ook als je klein bent. Juist als je klein bent.
De trein rolde uiteindelijk verder
De asociale man was intussen naar de trappen op het dichtstbijzijnde station gerend, terwijl wij stonden te praten op het perron. Hij haalde zijn pet van zijn hoofd, alsof hij zijn uiterlijk wilde veranderen. Onherkenbaar. Maar ik zag hem. En ik zag mezelf. Sterker dan ik dacht. En ik zag mijn kinderen. Die hadden gezien dat hun moeder opstond. Voor hen. Voor zichzelf. Voor respect. En dat was misschien wel de belangrijkste les van de hele reis.
Hoe zou jij hebben gereageerd?
JEANETTE