
Sophie: “Mijn stem trilde toen ik tegen de buurvrouw zei: ‘Ik vond het nogal… onvriendelijk’, geen schrik of verbazing, hoe durfde ze naar mijn kinderen”
Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Ze had haar haren opgestoken, zoals altijd
Niet slordig, maar ook niet mooi gedaan. Gewoon strak, praktisch. Ze droeg een donkergrijs vest met een rits tot aan haar kin. Er hing een geur van bleekmiddel in het halletje achter haar. En ze keek me aan alsof ik haar kwam storen. Alsof ik een vertegenwoordiger was, met een contract voor een nieuwe energieaanbieder. Het was duidelijk dat ik niet welkom was. Ze zat niet op mij te wachten. “Ja?” zei ze. Geen begroeting. Geen glimlach. Alleen dat. Ja? Ik stak het briefje omhoog. “Ik… wilde het even over dit briefje hebben.” Ze knikte. Geen schrik, geen verbazing. Ze wist precies waar ik voor kwam.
“Ik vond het nogal… onvriendelijk”
Mijn stem trilde een beetje. Niet van angst, maar van frustratie. Ik wilde rustig blijven, volwassen, redelijk. Maar alles in mij voelde zich geraakt. Geraakt als moeder. Geraakt als buurvrouw. Geraakt als mens. “Die toon. Het feit dat u dat briefje op de bal hebt geplakt.” Ze haalde haar schouders op. “Ik vond het de meest directe manier.” Ik kon het niet geloven: “Zonder even aan te bellen?” “U zat in de tuin, geloof ik,” antwoordde ze. “Ik had het ook kunnen roepen.” Ik zuchtte. “Het gaat om een bal van een kind van 4.” Ze keek me strak aan. “En dat is al de derde keer in twee weken dat die bal in mijn tuin belandt.”
De irritatie aan haar kant
Ze duwde de deur verder open. “Wilt u binnenkomen? Dan hoeft de hele straat het niet te horen.” Ik twijfelde. Alles in mij wilde nee zeggen. Maar ik deed het toch. Uit beleefdheid? Uit nieuwsgierigheid? Misschien gewoon uit verbazing. Binnen was het stil. Klinisch stil. Alsof het huis net was leeggehaald. Geen speelgoed, geen foto’s, geen kussentjes op de bank. Alles stond recht, strak, precies. Ze liep voor me uit naar de eettafel. Vier stoelen, één theekopje erop. En een map. “Wilt u iets drinken?” vroeg ze. “Nee dank u,” zei ik. En ging zitten.
“Ik ben gevoelig voor geluid”
Ze nam zelf ook plaats. Sloeg haar benen over elkaar. “Ik begrijp dat het vervelend overkomt,” begon ze. “Maar ik ben gevoelig voor geluid. En voor rommel. Een bal in mijn tuin… dat verstoort voor mij de rust. Mijn huis is mijn plek om bij te komen. Als daar dingen overheen vliegen, dan voel ik me onveilig. Onrustig.” Ik knikte. Niet omdat ik het snapte, maar omdat ik wílde snappen. Of proberen in elk geval. “Dat begrijp ik,” zei ik. “Maar het gaat om een klein kind. Hij speelt. Buiten. In zijn eigen tuin. Ik probeer hem op te voeden tot een kind dat respect heeft voor anderen. Maar een foutloos kind – dat bestaat niet. Ik wil ook niet dat hij opgroeit met het idee dat hij niet mag spelen. Niet mag lachen. Niet mag leven.” Ze keek me zwijgend aan. Haar blik verried weinig.
“U bent niet de enige met een kind”
Zei ze, “Maar u bent wel de enige van wie ik meerdere keren iets in mijn tuin krijg. Niet alleen de bal, trouwens. Ik heb ook een lege pakje rozijntjes gevonden. En een vouwblaadje.” Jules had geen last van onwil. Hij was gewoon 4 jaar oud zijn. Een klein kind. “Misschien was dat van hem,” zei ik eerlijk. “Maar hij bedoelt er niks mee. Hij doet het niet om u lastig te vallen.” “Maar ik voel het wel zo,” zei ze. “Ik voel het als inbreuk.”
Haar verhaal
Toen werd het stil. Ik wilde iets zeggen, maar ik wachtte. En ineens, heel langzaam, zei ze: “Vroeger… hadden wij ook een tuin. Mijn vader werd altijd woedend als er iets van de buren in onze tuin belandde. Een blad. Een dopje. Een bal. Alles was een belediging. Alles was grensoverschrijdend. Dus misschien – misschien reageer ik te heftig. Maar het zit diep.” Ik knikte. “Ik snap dat grenzen belangrijk zijn,” zei ik. “Maar we wonen in een rijtjeshuis. Onze levens raken elkaar. Geluiden, rommel, kinderen, gesprekken. Het hoort erbij. We kunnen niet alles controleren.” “Maar ik probeer het wel,” zei ze.

“Waarom zo kil?”
Ik durfde het te vragen. “Waarom niet gewoon even aanbellen?”. Ze haalde haar schouders op. “Omdat ik dacht dat het dan zou blijven hangen. Dat u het serieus zou nemen.” “Dat doe ik ook,” zei ik. “Maar ik wil ook dat u mijn kind serieus neemt. Dat u hem ziet als kind. Niet als overlast.” Ze knikte. Voor het eerst met iets van zachtheid in haar gezicht.
“U dacht dat ik geen moeder was, hè?”
Ze stond op en liep naar een kast. Pakte een fotolijstje eruit. Zette het op tafel. Twee kinderen. Blonde meisjes. Eén van een jaar of zes, de ander iets ouder. Lachend, armen om elkaar heen. “Mijn dochters,” zei ze. “Of… dat waren ze.” Ik voelde een soort fout besef in mijn buik groeien. “Ze zijn overleden,” vervolgde ze. “Vijftien jaar geleden. Auto-ongeluk. Bij hun vader in de auto.” Gadverdamme. Ik zei niks. Want wat zeg je dan? “Ik praat er nooit over,” zei ze. “Niet omdat ik het geheim wil houden. Maar omdat het iets doet met mensen. Ze gaan dan ineens heel anders doen. Voorzichtiger. En dat wil ik niet.” Ik knikte. De tranen prikten achter mijn ogen.
Stilte tussen ons in
De stilte die volgde was niet ongemakkelijk. Het was zwaar, maar dragend. Alsof we allebei even ademhaalden na een lange onderdrukking. “Ik zie Jules,” zei ze ineens. “En het doet me denken aan mijn jongste. Ze hield ook van buiten zijn. Ballen, bellen, glijbanen. Altijd in beweging.” Ze keek naar het lijstje. “En ik weet niet hoe ik daarmee om moet gaan.” Ik knikte. “Dat snap ik. Echt.” En dat was geen beleefdheid. Dat was oprecht.
“Wilt u de bal voortaan gewoon teruggooien?”
Ik voelde mijn stem weer terugkomen. Niet boos, niet beschuldigend. Maar kalm. “Wilt u de bal voortaan gewoon teruggooien?” vroeg ik. “Of aan me geven. Maar geen briefjes meer. Alstublieft.” Ze glimlachte. “Dat lijkt me een goede afspraak.” Ik stond op. Ik liep naar de deur. Opende die. En draaide me nog even om. “Dank u dat ik binnen mocht komen.” “Dank u dat u aanbelt,” zei ze.
We hoeven geen vrienden te worden
Mirthe en ik zullen nooit vriendinnen worden. We zullen geen cappuccino’s drinken in elkaars keuken. Maar ze groet nu. En als Jules roept: “Kijk mama, de bal!” dan kijkt ze soms uit haar raam en steekt haar hand op. En dat is prima.
SOPHIE