
Bella: “Het gesprek ging over werk: ‘Oh’, zei iemand, ‘Wat Leuk’, en toen viel het helemaal stil, alsof ik niet meer mee deed, ik haatte mezelf erdoor”
Het voelt nog steeds een beetje als falen
Dat ik het hardop moet zeggen. Dat ik het moet uitleggen. Of eigenlijk: dat ik het überhaupt niet durf te vertellen. Niet tegen mijn vriendinnen. Niet tegen mijn familie. Alleen Paco mijn man weet het. En hij doet er nonchalant over. Alsof het niet uitmaakt. Maar voor mij voelt het alsof ik ergens gezakt ben. Voor iets belangrijks. Iets dat ik altijd als vanzelfsprekend zag.
Ik ben moeder van twee meiden
Ziggy is negen en Noa is vijf. Ik ben getrouwd met Paco. Hij heeft een goedlopend bedrijf als dronepiloot. Klinkt apart, ik weet het. Hij doet opdrachten voor films, evenementen, inspecties van gebouwen. Van alles eigenlijk. Soms vliegt hij met z’n drone boven een voetbalstadion, dan weer boven een bruidspaar op een verlaten strand. Hij verdient er goed mee. Altijd al.
Ik was jarenlang fotografe
Bruiloften. Familieshoots. Newborns. Allemaal liefde. Emoties. Altijd feest. Tot het ineens niet meer liep. Niet omdat ik geen opdrachten meer had. Nee, omdat mijn rug niet meer meewerkte. Een hernia, zeiden ze. Een hele gemene. Eentje die niet even met rust of fysio wegging. Ik werd geopereerd. En daarna nog een keer. En de nasleep… Die hakte erin. Lange dagen staan? Kan ik vergeten. Hele middagen hurkend foto’s maken? Vergeet het maar.
Ik probeerde nog even door te gaan
Tegen beter weten in. Maar ik kon niet meer. En ergens voelde ik dat ik ook niet meer wilde. Mijn lijf had me letterlijk stilgezet. Duidelijker kon het niet. Dus ik maakte de moeilijkste beslissing ooit: stoppen met fotograferen. Mijn passie. Mijn werk. Mijn identiteit. Direct daarna viel ik in een gat. Een leegte. Waarin de huur gewoon betaald moest worden. Waarin er schooltraktaties, kinderfeestjes, nieuwe schoenen waren. Dingen die geld kosten. Geld dat ik ineens niet meer verdiende. Ik vond een baantje bij een kleine boekwinkel in de stad. Drie dagen in de week. Lief werk. Rustig. Mijn rug kan het aan. Maar het inkomen? Een schijntje vergeleken met wat ik verdiende met fotografie.
Ik vertelde het alleen aan Paco
Ik durfde het aan niemand anders te vertellen. Niet aan mijn moeder, die altijd zo trots was op mijn bedrijf. Niet aan mijn vriendinnen, die hun carrières zien groeien als paddenstoelen. Niet aan de buurvrouw die altijd vraagt: “Nog druk met je fotoshoots?” en die ik dan vaag antwoord geef. Ik voel me klein. Alsof ik gefaald heb. Terwijl niemand dat misschien zo ziet. Behalve ikzelf.
De zaterdag erna
Zaten we met vrienden aan een lange tafel, buiten, met flessen wijn en kinderen die met zaklampen door de tuin renden. Iedereen had het over werk. Over promoties. Nieuwe klanten. De drukte van het leven. “Bella, heb jij nog leuke opdrachten?” vroeg iemand plotseling. Ik voelde m’n gezicht heet worden. Paco kneep even in mijn hand onder de tafel. “Bella doet het wat rustiger aan,” zei hij. “Ze werkt nu in die gezellige boekwinkel toch?” Hij lachte. Alsof het iets leuks was. Iets moois. Iets vanzelfsprekends. Maar ik hoorde mijn eigen hart in mijn oren bonken.

“Oh”, zei iemand, “Wat leuk”
En toen viel het stil. Heel even maar. Een fractie. Maar ik voelde het. De blikken. Het ongemakkelijke knikje. Alsof ik ineens niet meer helemaal meedeed. Alsof ik, door dat ene zinnetje, ergens achteraan bungelde. Ik lachte mee. Deed alsof ik trots was. Alsof het mijn keus was. En deels was dat natuurlijk ook zo. Maar het voelde niet zo. Het voelde als verlies. En ik haatte mezelf ervoor.
Thuis kon ik niet slapen
Ik lag naar het plafond te staren terwijl Paco al zacht lag te snurken. Mijn hoofd tolde. Woorden als ‘falen’, ‘teleurstelling’, ‘mislukt’ plopten op als ongewenste pop-ups. En ergens, diep vanbinnen, was ik kwaad. Kwaad op mezelf. Dat ik niet trots kon zijn op de keuze die ik had gemaakt. Kwaad dat ik waarde leek te hangen aan wat ik verdiende. Alsof dat me bepaalde.
De volgende ochtend was Noa vroeg wakker
Ze kroop tussen ons in. Kleine, warme beentjes tegen mijn rug. “Mama,” fluisterde ze, “ga je vandaag weer naar de boekenwinkel?” Ik slikte. “Nee liefje, vandaag niet. Vandaag ben ik bij jullie.” Ze sloeg haar armpjes om mijn nek. “Jij bent de liefste mama,” mompelde ze, half slapend. En toen voelde ik het. Heel even. Een kleine beweging in mijn borst. Alsof er ruimte kwam. Alsof het niet uitmaakte wat de wereld dacht. Alsof dát mijn echte salaris was.
Maar makkelijk is het niet
Elke keer als iemand vraagt hoe het gaat met “de fotografie”, lieg ik een beetje. Ik zeg dat ik het rustig aan doe. Dat ik nog wel opdrachten aanneem. Dat ik herstellende ben. Soms vraag ik me af waarom ik de waarheid niet gewoon zeg. Gewoon: “Ik werk in een boekenwinkel nu. Omdat mijn rug kapot is gegaan. Omdat het leven soms andere plannen heeft dan jij.”
Maar ik doe het niet
Nog niet. Paco is mijn anker. Hij zegt dat het hem niks uitmaakt. “We redden het prima,” zegt hij. “Geld is geld. Liefde is belangrijker.” En ik weet dat hij het meent. Toch knaagt er iets in mij. Alsof ik hem tekort doe. Alsof ik minder waard ben geworden.
In de weken die volgden merkte ik dat ik rustiger werd
Minder streng. Minder bang om één verkeerde zin te zeggen. Bij de boekwinkel komen vaak vaste klanten. Oudere dames die advies willen over romans. Studenten die studieboeken zoeken. Kinderen die ademloos bij het prentenboekenrek staan. En soms staat daar ineens een moeder. Met wallen tot op haar knieën. Een peuter aan haar been. En ik herken haar blik. De blik van iemand die balanceert. Op werk, op thuis, op verwachtingen. Dan lach ik. En ik help haar. Ik zeg welke boeken leuk zijn. Welke haar kind zal laten lachen. Welke haar even zal laten ontsnappen. En op die momenten voel ik me helemaal niet mislukt. Niet minder. Dan voel ik: ik ben precies waar ik moet zijn.
Misschien
Misschien vertel ik het binnenkort wel aan mijn moeder. Aan mijn vriendinnen. Aan de buurvrouw. Misschien zeg ik gewoon: “Ik ben veranderd. Mijn werk is veranderd. Mijn leven is veranderd.”
BELLA