Floor: “Ik zei: ‘Ik ben geschrokken van jullie aanpak voor Ruben”, de leidster wuifde het weg; ‘Geef het de tijd’, wat een dooddoener, moest ik dit accepteren?”

| ,

Ik stond in de hal van het kinderdagverblijf

Er hing een geur van een vieze luieremmer en vaag mandarijn in de lucht. Ik had mijn jas nog aan. Ruben, negen maanden oud, zat in zijn maxicosi te wiebelen. Zijn armpjes opgetogen in de lucht. En toen zei ze het. “We tillen hem liever niet op.” Niet als grap. Niet met een knipoog. Gewoon recht in mijn gezicht, met de kalmte van iemand die dit vaker zegt. Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Het was een rare zin. Toch? Ik keek naar Ruben, die alles bekeek. Ik keek naar haar naamkaartje: Rafaella – pedagogisch medewerker. En ik voelde hoe de grond onder mijn voeten net iets minder stevig werd. Dit was raar.

Een valse start

Het was Rubens eerste echte week op de opvang. We hadden hem pas op negen maanden gebracht, later dan de meeste kinderen. Tot dan toe had ik alles zelf gedaan. Thuis. Mijn verlof had ik verlengd, ik werkte deels vanuit huis. Ruben was een gevoelige baby, dat merkte ik vanaf het begin. Hij huilde niet zomaar, hij schreeuwde. Als hij schrok, raakte hij overstuur. Hij had tijd nodig om zich aan te passen. Net als ik. De eerste wenmomenten waren moeilijk geweest. Ruben had gehuild. Veel. Maar dat had ik ook verwacht.
“Geef het de tijd,” had Rafaella toen gezegd. “Het komt goed.” Maar nu stond ik hier. Ruben zat nog in z’n maxicosi. En zij had hem er dus niet uitgehaald. Niet gedragen. Niet vastgehouden. Omdat ze dat liever niet deden.

Ik vroeg het

“Wat bedoel je precies?” vroeg ik. Mijn stem klonk zachter dan ik wilde. Ze haalde haar schouders op. “We merken dat hij snel overprikkeld is. Dus we proberen hem rust te geven. Structuur. Dat betekent: niet onnodig oppakken. Niet steeds van plek wisselen.” Ik knikte langzaam. Maar alles in mij riep: hij is een baby van negen maanden. Hoe kan aanraking nou ‘onnodig’ zijn? Iedereen moet hem juist aanraken. Op schoot nemen. Knuffelen. Ik vroeg: “Toch schrik ik hier een beetje van. Heeft hij veel gehuild vandaag?” Ze knikte. “Best wel. Vooral als hij net wakker is. Maar zodra we hem met rust laten, kalmeert hij.” Ik keek naar Ruben. Zijn oogjes stonden moe. Hij reikte zijn handje naar mij uit.
En ik tilde hem op. Natuurlijk. Dat zou iedereen moeten doen…

De rit naar huis

Hij sliep in de auto. Zijn duim in zijn mond, zijn andere handje in zijn haar. Ik voelde me misselijk. Toen ik thuis was, legde ik hem in zijn bedje. Hij draaide zich meteen op zijn zij, zoals hij altijd deed, en viel in slaap. Ik staarde naar de babyfoon alsof ik daarin antwoord kon vinden. Ik was kapot.

Het weekend bleef ik ermee bezig

Mijn man zei: “Zij zullen toch weten wat ze doen? Zij zijn de experts”. Maar dat was het juist. Ik wilde dat ook geloven. Ik wílde dat ze wisten wat ze deden. Maar iets voelde niet goed. Ik ging online zoeken. Ik kwam terecht op fora, artikelen, interviews met ontwikkelingspsychologen. Alles zei hetzelfde: aanraking is geen luxe voor baby’s, het is basisbehoefte. Een kind dat niet gedragen wordt, leert wel te overleven, maar niet per se te hechten. Ik dacht mijn Ruben. Aan hoe hij altijd zijn hoofdje tegen mijn borst duwde. Hoe hij zich verstijfde bij vreemden. En hoe hij alleen maar ontspande als hij zich gedragen voelde.

Op maandagochtend besloot ik het te vragen

Ik wachtte tot de overdracht. Rafaella was er weer. “Mag ik je wat vragen?” begon ik. “Tuurlijk,” zei ze vriendelijk. “Hebben jullie een beleid rond fysiek contact? Of is het jouw persoonlijke werkwijze?” Ze knikte, iets strakker deze keer. “Het is een beetje beide,” zei ze. “We volgen de behoeften van het kind. Maar we willen ook zelfstandigheid aanleren. Zeker als we zien dat een baby snel overprikkeld raakt van veel prikkels, aanrakingen of wisselingen.” Ik zweeg even. “Maar hoe leer je zelfstandigheid aan een kind dat nog niet kan kruipen?” vroeg ik toen. Ze keek me lang aan. “Het is een zoektocht,” zei ze uiteindelijk. Hier nam ik geen genoeg mee.

De opmerking die alles veranderde

Dinsdagochtend stond er een andere leidster: Novi. Een jonge vrouw met een zachte stem en een rommelige knot. Ze glimlachte naar Ruben. “We proberen hem iets meer op schoot te nemen nu,” zei ze. Ik keek op. “Oh? Is dat anders dan vorige week?” Ze glimlachte ongemakkelijk. “Nou ja… ik vond het een beetje zielig. Hij huilde zo hard als we hem niet oppakten. En ik bedoel… het is een baby, weet je wel?” k knikte langzaam. Het was mij een raadsel… “Zeker,” zei ik. En toen kwam het eruit. “Rafaella zegt dat ze hem liever niet oppakt.” Novi keek weg. “Ja… Rafaella heeft daar haar eigen visie op. Ze zegt dat het bij sommige baby’s verwarring schept.” “Verwarring?” herhaalde ik. Novi haalde haar schouders op. “Ze zegt dat hij jou te veel mist. En dat we hem moeten laten wennen aan ‘de wereld zoals die is’.”

Mijn hart sloeg over

Ik reed naar huis met knikkende knieën. Mijn baby moest wennen aan ‘de wereld zoals die is’. En die wereld was: koud. Afstandelijk. Zakelijk. Volgens Rafaella dan. Ik dacht aan zijn kleine lijfje, dat daar lag. In een wipstoeltje. In een hoek. Wachtend op warmte. Op iemand die hem optilde. Ik kon het niet aan. Het voelde zo oneerlijk.

Ik besloot een gesprek aan te vragen

Niet met Rafaella. Met de leidinggevende. Ik wilde het voorzichtig houden. Geen aanval. Alleen uitleg. Maar al bij het telefoontje hoorde ik aan haar stem dat er meer speelde. “Je bent niet de eerste die hierover belt,” zei ze. Ik slikte. “Oh?” “Rafaella is ervaren, maar heeft een heel duidelijke pedagogische visie. Niet iedereen sluit daar goed op aan.” Ik vroeg: “Kunnen we bespreken wat dat betekent voor mijn kind?” We spraken af voor donderdag.

De verrassing

Die donderdag kwam ik binnen en Rafaella was er niet. De leidinggevende, een vrouw genaamd Monique, zat al klaar met een notitieblok. Ze luisterde. Echt. Schreef mee. Vroeg dóór. Toen ik klaar was met praten, keek ze me aan en zei: “We hebben besloten Rafaella over te plaatsen naar een andere groep. Niet vanwege jou alleen, maar je verhaal is wel de druppel geweest.” Ik was even stil.
“Is dat goed nieuws?” vroeg ik aarzelend. “Voor jullie wel, denk ik. En hopelijk ook voor haar.”

Een paar maanden later zag ik Rafaella op straat

Ze liep met een andere leidster en een groep peuters. “Werkt ze niet meer met baby’s?”, vroeg ik me af. Ze zwaaide ongemakkelijk. Ik zwaaide terug. Kort. En toen riep ze: “Ruben ziet er ontspannen uit!” Ik knikte. En dacht: Ja. Hij wordt opgetild. Maar toen ik naar huis liep, bleef haar woorden hangen. Ik was intens geraakt. Wat als ik niets gezegd had over de situatie? Over Rafaella? Zou Ruben dan iedere dag zo min mogelijk aangeraakt worden?

FLOOR

2 gedachten over “Floor: “Ik zei: ‘Ik ben geschrokken van jullie aanpak voor Ruben”, de leidster wuifde het weg; ‘Geef het de tijd’, wat een dooddoener, moest ik dit accepteren?””

  1. Een kleine baby krijgt niet gauw een knuffel te veel hoor. heerlijk toch . laten zien voelen merken dat je er voor hem/ haar bent 100%. niet laten huilen maar troosten.

    Beantwoorden

Plaats een reactie