
Docente Loes: “‘Nu ben je alle grenzen over gegaan, eruit’, zei ik tegen mijn leerling Luca, en zo ging het met de meerderheid van de leerlingen, ik voelde me zo aangevallen, hoe lang kon ik dit volhouden?”
het Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Ik geef les in de tweede klas van een middelbare school
Niet op een gymnasium of een dure particuliere school, maar gewoon op een openbare school in een middelgrote stad. Mavo, havo, een paar vwo-klassen. Ik geef Nederlands. En ik hou van mijn vak. Maar eerlijk is eerlijk: vorig jaar had ik een klas waar ik bijna op leegliep. Niet vanwege de stof, niet vanwege het rooster, maar vanwege de sfeer. Klas 2A. Twintig leerlingen waarvan er zeker acht stelselmatig niet luisterden, drie die de boel opstookten en nog eens vijf die zich wegcijferden en bijna onzichtbaar werden. Ik weet nog dat ik op een donderdagochtend, tijdens het nakijken van hun werkstukken, letterlijk dacht: Ik weet het niet meer. En toen veranderde alles. Door één regel.
De eerste maanden met 2A waren zwaar
Er werd gepraat terwijl ik uitleg gaf. Er werden tassen expres omver gegooid. Meiden die elkaar de ogen uitkeken, jongens die expres hun boek waren ‘vergeten’ of luidruchtig met stoelen sleepten. Maar wat me het meest opviel? Het gemopper.
“Waarom mag ik niet even naar het toilet?”
“Waarom krijgen we geen muziek aan tijdens het werken?”
“Waarom mogen we niet gewoon zélf weten met wie we samenwerken?”
En steeds vaker hoorde ik: “Jij zegt altijd nee.”
In het begin voelde ik me aangevallen. Ik verdedigde me. Legde uit waarom iets niet kon. Dat het te druk zou worden. Dat ik geen uitzonderingen kon maken. Dat we ons aan de regels moesten houden. Maar het hielp niks. Sterker nog: ik voelde hoe de sfeer tussen mij en de klas steeds slechter werd.
Dinsdag het zevende uur
Laatste les van de dag. Iedereen moe. Ook ik. Een leerling vroeg of ze samen met haar vriendin een presentatie mocht maken, ook al stonden ze niet op de lijst als duo. Ik zei: “Nee, we houden het bij de indeling.” Ze gooide haar pen neer. Zei luid: “Altijd nee.” Ik haalde adem. Wilde uitleggen waarom. Maar een jongen uit de klas – Luca – zei: “U bent gewoon tegen alles wat leuk is.” En daar stond ik. In mijn nette blouse, m’n stem al half schor, met twintig pubers die zuchtend en oogrollend hun boeken openden. Ik voelde me niet meer docent. Ik voelde me politieagent. En ik dacht: Als dit zo doorgaat, haak ik af. En zij ook.
Een gesprek met mezelf
Thuis dacht na over wat ik wilde. Wat mijn rol eigenlijk was. Ik wilde geen clown zijn. Geen alles-is-goed-docent. Maar ik wilde óók niet degene zijn die elke vorm van initiatief platwalst met regeltjes. Ik pakte een kladblok. Schreef erboven: “Wat zou ik zelf willen als ik 13 was?” Daaronder schreef ik:
– Gehoord worden
– Niet alles hoeven uitleggen
– Soms gewoon iets zelf mogen bepalen
– Niet meteen een nee
En toen bedacht ik iets. Wat als ik één regel veranderde?

De nieuwe regel
De volgende dag schreef ik het op het bord. Groot.
“Ik zeg ja – tenzij er een goede reden is om nee te zeggen.”
De klas kwam binnen, lacherig zoals altijd. Tassen op de tafels, jassen nog aan. “Wat is dat?” vroeg iemand. “Iets nieuws,” zei ik. “Vanaf vandaag werk ik zo. Jullie vragen iets, ik ga uit van ja. Tenzij er echt een reden is om nee te zeggen.” Ze keken me aan alsof ik net had gezegd dat we voortaan alleen nog maar buiten les zouden krijgen met ijsjes in de hand. “Dus als ik nu vraag of ik m’n presentatie met Imani mag doen?” vroeg datzelfde meisje. Ik knikte. “Dan zeg ik ja. Tenzij jullie samen drie keer niets inleveren.” Gelach. Ongeloof. Verwarring. Maar ook… interesse.
De eerste weken
De sfeer veranderde niet meteen. Maar er kwam iets los. De leerlingen begonnen meer te vragen. Vaker op een redelijke toon. Ik merkte dat als ik vaker ja zei, zij me ook vaker iets gunden. Ze vroegen of ze een eigen werkvorm mochten kiezen voor een opdracht.
Of ze buiten een interview mochten doen. Of ze zelf een boek mochten uitkiezen, buiten de lijst om. En ik zei ja. Vaak. Soms was het chaotisch. Niet alles liep soepel. Maar ik zag iets gebeuren wat ik al maanden miste: betrokkenheid.
De keer dat het uit de hand liep
Halverwege het schooljaar wilden een paar jongens hun presentatie in de vorm van een sketch doen. Ze vroegen het netjes. Ik zei ja. Op de dag zelf liep het uit. De sketch was flauw, rommelig. Er werd gegiecheld, en iemand maakte een vervelende opmerking die echt niet kon. Ik was woedend. Niet omdat het niet perfect was, maar omdat ze mijn vertrouwen schaadden. Ik heb de les stilgelegd. “Ik geef jullie ruimte. Maar ruimte is geen vrijkaartje om anderen belachelijk te maken,” zei ik. Ze waren stil. En daarna… boden ze hun excuses aan. Echt. Zonder dat ik erom vroeg.
Wat ik terugkreeg
Ik kreeg verslagen met creatieve vormen. Boekbesprekingen met liedjes, podcasts, video’s. Ik kreeg leerlingen die bleven hangen na de les om te vragen of ik feedback wilde geven. Ik kreeg grapjes, maar óók respect. Luca – die eerst zei dat ik alles wat leuk was verbood, schreef aan het eind van het jaar in zijn evaluatie: “U bent de enige docent bij wie ik echt het gevoel heb dat u naar ons luistert.” Ik las het en moest bijna huilen.
Wat het me leerde
Nee zeggen is makkelijk. Ja zeggen is spannend. Maar als je altijd nee zegt, krijg je ook nee terug. Nee-energie. Nee-houdingen.
Pubers haken razendsnel af als ze zich niet serieus genomen voelen. En ja: ik ben nog steeds duidelijk. Er zijn grenzen. Maar als je een klas vertrouwen geeft, dan gaan de meeste leerlingen daar respectvol mee om. Echt. Ik weet niet of dit op elke school werkt. Of in elke klas. Maar ik weet wel dat klas 2A niet meer de klas was die me leegzoog. Ze werden een groep met wie ik lachte, leerde, soms worstelde, maar altijd weer verder kwam. Ik hoop dat dit andere docenten inspireert.
DOCENTE LOES