Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Een paar dagen later zat ik weer op het kleine stoeltje tegenover de juf
We hadden een gesprekje ingepland na schooltijd. Jurgen speelde ondertussen in de bouwhoek met allerlei verschillende blokken probeerde hij een ingewikkelde constructie te maken. Dat zag ik meteen. “Fijn dat u even tijd had,” begon ik. De juf knikte. “Natuurlijk.” Ik zuchtte. “Ik wilde toch nog even terugkomen op wat u laatst zei, over dat Jurgen weinig interesse toont in letters.” Ze keek me vriendelijk maar ook een beetje strak aan. “Ja?”. “Ik heb daar toch mijn twijfels over,” zei ik. “Ik zie thuis iets anders. Hij is nieuwsgierig, stelt vragen over wat er op verpakkingen staat, herkent de J van zijn naam en probeert dat na te zeggen als hij iets schrijft.” De juf knikte. “Dat is mooi om te horen.” Maar ik merkte dat ze al een antwoord had klaarliggen.
“Hij is snel afgeleid,” zei de juf
“Vooral door de andere kinderen. Hij zit vaak te kijken wat er om hem heen gebeurt in plaats van mee te doen.” Ze noemde het alsof het zijn keuze was. Alsof hij niet oplette, terwijl ik juist dacht: Misschien is het gewoon te veel daar in die klas. Te veel lawaai. Te veel prikkels. Te veel kinderen. Te veel kliertjes. “Kan het zijn dat hij afgeleid wordt dóór de andere kinderen?” vroeg ik voorzichtig. “Hij vertelt vaak over één jongetje dat schreeuwt, of dat er veel drukte is.” Ze knikte weer, deze keer iets instemmender. “Ja, het is een levendige klas. Sommige kinderen hebben inderdaad moeite met hun impulsen. Maar dat geldt natuurlijk voor iedereen. En uiteindelijk moeten ze allemaal leren zich daarbinnen toch te focussen. Op taakjes.” Ik beet op mijn lip. Ik wilde niet de moeder zijn die andermans kinderen aanwijst. Maar ik wilde ook niet dat Jurgen werd weggezet als ‘niet gemotiveerd’, terwijl hij volgens mij vooral overweldigd is.
“Ik heb een voorstel,” zei de juf
“We kunnen starten met Bouw.” Ik had er nog nooit van gehoord. Dus ik keek haar vragend aan. “Bouw is extra ondersteuning voor kinderen die nog niet voldoende klankbewustzijn hebben ontwikkeld. We werken dan aan letters, klanken, rijmen, korte woordjes, allemaal in kleine stapjes, één op één. Jurgen zou dan gekoppeld worden aan een bovenbouwleerling, uit groep 7 of 8, die hem begeleidt.” Ik moest het even laten bezinken. “Dus… hij krijgt bijles?” zei ik langzaam. “Nou ja, we noemen het liever ondersteunend spelend leren. Het is niet schools, het is speels. En we merken dat veel kinderen er baat bij hebben.”

Ik wist niet wat ik ervan moest vinden
Ergens klonk het mooi. Persoonlijke aandacht, rustige setting, iemand die hem één-op-één begeleidt. Maar tegelijkertijd voelde het als een stempel. Alsof hij nu al een achterstand had. Terwijl hij pas vijf is. “En als hij het gewoon nog niet nodig heeft?” vroeg ik. “Als hij het op zijn eigen tempo doet en het straks vanzelf oppikt?” De juf glimlachte, maar ik zag ook iets ongeduldigs in haar ogen. “Dat zou kunnen. Maar we zien nu gewoon onvoldoende betrokkenheid bij de taaldoelen. En hoe eerder je bijstuurt, hoe beter het is.” Ik hoorde haar woorden, maar ergens voelde het alsof we verschillende kinderen voor ons zagen. Zij zag een jongen die wegkeek van de letterkaart. Ik zag een kind dat ’s avonds op de bank vroeg of hij mijn boodschappenlijstje mocht zien.
Wat als ik nee zei?
En straks bleek dat hij wél moeite had met lezen? Dan zou ik mezelf dat verwijten. Maar wat als ik ja zei, en hem het gevoel gaf dat hij achterliep? Dat hij ‘anders’ was? Ik wilde hem natuurlijk ook niet belemmeren. Ik wilde niet dat hij zijn schooltijd zou beginnen met het idee dat hij al ergens te kort schoot. “En hoe vindt Jurgen het zelf?” vroeg ik. “We hebben het al kort benoemd, als mogelijkheid. Hij vond het idee van een grote leerling wel stoer. Kinderen uit groep 8 zijn natuurlijk helden op deze leeftijd,” zei ze glimlachend. Ik glimlachte flauwtjes terug. Natuurlijk vond hij dat stoer. Maar vond hij het ook leuk? Veilig? Had hij door waarom het was?
Ik zei ja, maar met moeite
“Laten we het proberen,” zei ik uiteindelijk. De juf knikte driftig. “Mooi. Dan start hij volgende week, twee keer per week een kwartier.” Toen ik later op de fiets naar huis zat, met Jurgen achterop, dacht ik na. Hij kletste over een ridder die hij had getekend. “En mama, hij kon vuur ademen! Maar dan uit z’n ogen in plaats van z’n mond!” Ik lachte. Zó vol fantasie, zó aanwezig in zijn eigen wereld. Misschien is Bouw helemaal niet zo erg. Misschien ziet die grote leerling hem juist wél. En misschien helpt dat hem. Niet omdat hij ‘achterloopt’, maar omdat hij even een rustiger stukje klas krijgt. En wie weet… krijgt hij dan ook eindelijk de kans om te laten zien wat ik allang zie.
LEES HET VERVOLG
DAIS