Ik ben altijd een dierenmens geweest. Als klein meisje had ik een hamster, daarna een konijn, en zodra ik op mezelf woonde kwam er een hond. Een bruine labrador, Bram. En na Bram kwamen de katten. Moos en Pippa. Twee gegaarde pluisballen met karakter. Broer en zus. Allebei geadopteerd uit het asiel toen ze nog kitten waren. Ze lagen op mijn schoot toen ik huilde na een mislukte relatie. Ze lagen op bed als ik ziek was. Ze maakten mijn huis een thuis. En ze waren er dus ook toen ik zwanger werd van Sverre.
Tijdens de zwangerschap ging het nog prima
Ik had zelfs het idee dat ze extra lief waren. Ze kwamen steeds bij mijn buik liggen. Moos miauwde zachter. Pippa sliep op mijn voeten alsof ze wist dat ik rugpijn had. Toen ik eenmaal met verlof was, lagen we met z’n drieën op de bank. Ik zei weleens: “Jullie krijgen er straks een broertje bij.” En ik stelde me voor hoe Sverre opgroeide tussen de katten. Hoe hij ze zou aaien, met ze zou spelen. Misschien wel net zo’n dierenmens zou worden als ik.
Maar dat liep dus anders
De eerste weken met een baby zijn sowieso chaos. Gebroken nachten, borstvoeding, kraamtranen, dat hele circus. Maar wat me opviel: Sverre nieste vaak. Echt opvallend vaak. Hij had vaak waterige rode oogjes. En hoestte soms zo’n droge kuch. Ik dacht eerst aan iets onschuldigs. Een verkoudheid. Of dat zijn weerstand nog op gang moest komen. Maar toen hij drie maanden was en het nog steeds aanhield, begon ik te twijfelen. “Misschien is het een allergie?” Ik werd doorverwezen naar de kinderarts. “Hij is een baby. Kan dat al?” Blijkbaar dus wel. We deden wat testen. En toen kwam het: Sverre is allergisch voor katten. Mijn hart brak.

Ze moesten weg
Ik moest kiezen tussen mijn kind en mijn dieren. Iedereen zegt: “Ja, dan kies je voor je kind.” En natuurlijk doe je dat. Maar het maakt het niet minder pijnlijk. Mijn katten waren mijn maatjes. Mijn harige huisgenoten. Mijn troost als ik het moeilijk had. En ik wist meteen wat het betekende. Ze moesten weg. Ik probeerde nog van alles. Luchtfilters. Extra stofzuigen. De katten weren uit de slaapkamer. Ramen open. Speciaal voer. Maar niks hielp. Ik voelde me schuldig tegen over Sverre en de katten.
Toen moest ik de knoop doorhakken
Ik belde huilend mijn moeder. En mijn tante, die in een dorp verderop woont en gek is op katten. Ze zei meteen: “Ze mogen bij mij komen.” De dag dat ze weggingen was verschrikkelijk. Ik zette hun mandjes klaar, hun speeltjes, hun dekentjes. Ze keken me aan met die ogen van: Wat gaan we doen? En ik voelde me een verrader. Sverre lag in de box. Hij had geen idee. Maar ik… ik voelde het aan alles. Ik reed naar mijn tante. We zetten hun spullen klaar. Ze verkenden de kamer, snuffelden, sprongen op de vensterbank. Ze deden het goed. En dat was mooi om te zien maar tegelijkertijd deed het zoveel pijn.
Thuis was het leeg
De krabpaal was weg. De kattenbak. Het voerbakje. Het zachte geplof van pootjes op de trap. Alles weg. En ik liep de eerste dagen automatisch naar de deur om ze binnen te laten. Ik keek op de bank en dacht: Oh ja, ze zijn er niet meer. En ik huilde. Keer op keer.
Sverre knapte op
Binnen een week zagen we verschil. Zijn ogen werden helder. Zijn niesbuien verdwenen. Zijn huidje werd rustiger. En ik wist: Dit was goed. Maar dat maakte het niet minder zwaar. Ik voelde me zó verscheurd. Want iedereen zei: “Wat goed van je.” Maar niemand zag hoe moeilijk het was. Niemand zag hoe ik ’s avonds een foto opzocht van Pippa op m’n buik. Hoe ik Moos’ miauw hoorde in mijn hoofd. En hoe ik me soms stiekem afvroeg: Waarom moest juist híj allergisch zijn?
Gelukkig kan ik ze nog zien
Mijn tante stuurt foto’s. Ze liggen in de vensterbank. Rollen in het zonlicht. Pippa slaapt op een plaid. Moos vangt vliegen in de tuin. En soms ga ik op bezoek. Alleen.
Even knuffelen. Even aaien. En dan was ik daarna meteen m’n handen. En m’n jas. Want Sverre. Ik mis ze. Nog steeds. Elke dag. En ik weet dat ik de juiste keuze heb gemaakt. Maar dat betekent niet dat het geen litteken heeft achtergelaten. Zij waren er vóór Sverre. En nu zijn ze weg. Voor hem. En dat is liefde. Maar het is ook verlies.
CHANTAL
lieve Chantal, ik ben net als jou een grote dierenliefhebber, wat dapper, maar ook sterk van jou. ik begrijp jouw verdriet en intens gemis. je houdt van ze, ze zijn een belangrijk deel van je leven en gezin
Ik vind je een dappere,maar ozo sterke vrouw.
en vergeet niet, liefde is onvoorwaardelijk en dat blijft altijd bestaan.
je had ook je kind in pleeggezin kunnen stoppen, je katten waren er tenslotte eerder
zou ik opgeschreven kunnen hebben!
alle gekheid op een stokje… hoe vaak hoor je niet…neem eerst een kind en overweeg dan pas een huisdier..
zoveel ellende van gezien.
snap dat een kind altijd boven een dier gaat, maar er is teveel onnodig dierenleed op deze manier..
toevallig zit ik “in de paarden”… hoeveel paarden er bij ons op stal staan die ineens aan hun lot worden overgelaten omdat mevrouw een baby krijgt…
paarden, katten, honden en genoeg andere dieren worden met gemak 15-20 jr oud… eerst goed over nadenken hierover voordat je de verantwoordelijkheid neemt over een dier…
Ja, in theorie. In de praktijk denk ik dat ook dierenliefhebbers hun mensenkinderen verkiezen boven hun huisdier.