
Judith: “’De juf overdrijft vast’, zei mijn man vastberaden, Toen ik het rapport opende, schrok ik van de eerste zin, dit had niemand mij ooit verteld over mijn dochter”
Toen ik het rapport opende, schrok ik van de eerste zin
Ik had het niet verwacht. Niet bij mijn dochter Aimy. Ze Judith: “’De juf overdrijft vast’, zei mijn man, Toen ik het rapport opende, schrok ik van de eerste zin, dit had niemand mij ooit verteld over mijn dochter”was altijd vrolijk, behulpzaam, een beetje dromerig misschien, maar nooit een probleem. Haar juf, juf Denise, had ook nooit echt iets bijzonders gezegd tijdens de ophaalmomenten. Ja, ze was wat stil in de kring. Ja, ze vergat weleens haar jas. Maar dat waren kleinigheden. Toch?
Het rapport lag al een paar dagen op het aanrecht
In die week voor de zomervakantie had ik het steeds voor me uitgeschoven. Geen zin, geen tijd. Tot die ene avond. Het was warm, Aimy lag eindelijk te slapen na een lang gevecht over tandenpoetsen, en ik pakte het rapport erbij met een glas wijn in mijn andere hand. Gewoon even bladeren, dacht ik. Maar toen ik het opensloeg, las ik het meteen. “Aimy kan niet op alle gebieden meekomen dit jaar. Op sociaal-emotioneel gebied zien we een achterstand.”
Dat was niet wat je verwacht
Niet bij de eerste zin. Niet zonder enige waarschuwing. Ik lees het nu honderd keer opnieuw, denk ik. Elke keer hoop ik dat het er toch anders staat. Milder. Maar het staat er. In dat strakke handschrift van juf Denise, onderstreept zelfs. Vanaf dat moment begon het malen. Wat bedoelden ze daar precies mee? Had ik iets gemist? Had ik niet beter moeten opletten? Ik dacht aan al die keren dat Aimy zei dat ze buikpijn had voor school. Dat ze liever bij mij thuis wilde blijven. Dat ze zei dat de andere kinderen haar ‘raar’ vonden als ze met haar poppen speelde.
Waarom had ik dat niet serieuzer genomen?
De rest van het rapport was eigenlijk best oké. Rekenen op niveau. Lezen prima. Motoriek goed. Maar die ene zin kleurde alles. Alsof het hele rapport opeens door een donkere bril werd bekeken. De volgende ochtend belde ik meteen de school. Ik kreeg de juf niet te pakken. “Ze is vandaag druk met de eindgesprekken,” zei de receptioniste. “Wilt u misschien een afspraak maken voor volgende week?” Een week. Met dat zinnetje in mijn hoofd. Hoe moest ik daar in hemelsnaam op wachten?
Ik besprak het met mijn man Bart
Hij had het rapport nog niet gelezen. Toen ik hem de zin liet zien, fronste hij. “De juf overdrijft vast,” zei hij. “Dat klinkt veel zwaarder dan het is. Je weet toch hoe dat gaat op die scholen, ze gebruiken altijd van die dramatische woorden.” Misschien had hij gelijk. Misschien was het gewoon zo’n schooltaal-ding. Maar het zat me niet lekker. Die week kroop tergend langzaam voorbij. Aimy leek niets door te hebben. Ze was vrolijk, speelde met haar knuffels, tekende eindeloos regenbogen. Maar ik bleef haar observeren. Ieder trekje, elk gebaartje ging onder een vergrootglas.
Maandag, elf uur
Het gesprek met juf Denise. Ik zat stijf rechtop op een van die kinderstoeltjes in het klaslokaal. “Wat bedoelde u precies met dat zinnetje?” vroeg ik meteen. Juf Denise keek me aan. Haar blik was serieus, maar niet onaardig. “Ik begrijp dat het misschien hard overkomt, maar ik wilde eerlijk zijn. We maken ons een beetje zorgen om Aimy’s plek in de groep. Ze trekt zich vaak terug, speelt zelden met andere kinderen. En als iemand haar iets vraagt, kijkt ze vaak hulpeloos naar ons.”
“Maar… ze is gewoon rustig,” zei ik
“Rustig, ja. Maar ook angstig, soms. Ze raakt snel in paniek als dingen anders lopen dan gepland. En we merken dat ze vaak niet goed weet hoe ze moet reageren in sociale situaties.” Ik kreeg instant buikpijn. “Heeft u dat eerder gemerkt dan?” Juf knikte. “Ja, al vrij vroeg in het jaar. Maar we dachten eerst dat het gewoon wennen was.” Ik slikte. “Waarom heb ik dat dan niet gehoord? Waarom is daar nooit iets over gezegd?” Ze haalde haar schouders op. “We wilden het eerst observeren, kijken of het vanzelf zou bijtrekken. Maar nu het schooljaar voorbij is, kunnen we er niet omheen.”

Ik voelde me schuldig
Alsof ik een belangrijk signaal had gemist. Maar ook boos. Waarom had niemand dit eerder gezegd? Waarom kreeg ik het zo, zwart-op-wit, in een eindrapport? “We willen komend jaar extra ondersteuning inzetten,” zei ze. “Een gedragsspecialist die af en toe meekijkt. En misschien gesprekken met de intern begeleider.”vIk knikte. Wat moest ik anders doen?
Toen ik thuiskwam, zat Aimy in de tuin te spelen met een bak water en een stel Barbies
Ik ging op het gras naast haar zitten. “He meisje,” zei ik. “Wat vind je eigenlijk van school?” Ze haalde haar schouders op. “Gaat wel.” “Zijn de kinderen lief tegen je?”. Ze knikte traag. “Wil je wel graag spelen met andere kinderen?” Ze dacht na. “Soms. Maar ik weet niet wat ik moet zeggen.” Mijn hart brak. Hoe vaak had ze dat gedacht, zonder dat ik het wist?
In de weken die volgden voelde ik me zo klote
Aan de ene kant wilde ik de school serieus nemen, en Aimy helpen. Aan de andere kant voelde het alsof ze mijn kind in een hokje probeerden te duwen. ‘Onvoldoende sociaal-emotioneel’. Alsof ze dat op zesjarige leeftijd al vast konden stellen. We spraken met de intern begeleider. Ze was vriendelijk, begripvol, maar ook zakelijk. “We zien dit vaker bij kinderen met een meer introverte aard. Soms speelt hooggevoeligheid mee. We kunnen de orthopedagoog laten meekijken.” Ik stemde toe. Alles om haar te helpen. Maar elke stap voelde als een bevestiging dat er ‘iets mis’ was. Dat beeld bleef me achtervolgen. Want in mijn ogen was Aimy niet raar, niet afwijkend. Ze was zachtaardig. Ze observeerde. Ze voelde alles. En ja, misschien was ze niet het kind dat het hardste lachte in de kring. Maar dat betekende toch niet dat ze tekortschoot?
Op een dag, vlak voor de meivakantie, liep ik Aimy’s kamer binnen
Ze zat in haar eentje te spelen met een theeserviesje. “Ik speel dat ik een feestje geef,” zei ze. “Maar iedereen zegt af.” Ik voelde een brok in mijn keel. Ik ging bij haar zitten en fluisterde: “Mag ik dan komen?” Ze knikte. “En wie nog meer?” “Misschien juf Denise. Als ze een beetje liever doet.” Ik moest lachen. Het luchtte iets op. In de vakantie probeerde ik haar wereld groter te maken. We deden speelafspraakjes, gingen naar de bibliotheek, lieten haar knutselen bij dorpslessen. Ze bloeide langzaam op. Maar ze bleef voorzichtig, afwachtend. En dat was oké.
Toch lag ik veel avonden wakker
Niet alleen om Aimy, maar ook om mezelf. Was ik tekortgeschoten als moeder? Had ik haar teveel beschermd? Had ik haar juist teveel laten gaan? Waar zat het dan? Soms dacht ik terug aan vroeger. Hoe mijn eigen moeder altijd zei: “Ze moet gewoon wat harder worden, daar wordt ze sterker van.” En hoe ik me dan als kind altijd alleen voelde met m’n gedachten. Wilde ik Aimy ook zo’n gevoel geven? Nee. Maar deed ik dat onbewust wel? Ik had haar nooit gepusht. Als ze niet naar een partijtje wilde, bleef ze thuis. Als ze huilde bij een logeerpartijtje, ging ik haar halen. Was dat liefde, of was dat een gemiste kans om haar te laten groeien?
Ik voelde me verscheurd tussen de wens om haar te beschermen en de druk om haar voor te bereiden op een wereld die hard en snel is
Hebben meer moeders dat? In deze wereld vraagt niemand of je je even wil terugtrekken. In deze wereld betekent ‘anders’ vaak gewoon ‘lastig’. En dan die zin. Die verdomde zin in dat rapport. Alsof iemand met één pennenstreek haar had gedefinieerd. Als ‘onvoldoende’. Alsof je dat kunt zeggen over een kind. Alsof het een toets was. Ik voelde boosheid maar ook verdriet. Want ergens wist ik: ze heeft het moeilijk, en ik heb het niet gezien. Of ik wilde het niet zien.
JUDITH