
Sjanel: “De leidster zei: ‘Hoe je dochter zich gedraagt is niet meer goed voor de groep’, ik was in alle staten, hoe kon ze dit zeggen, waar andere ouders nota bene nog bijstonden ook?”
Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
We zijn altijd op zoek naar nieuwe verhalen, zowel verhalen met een lach als met een traan! Heb jij iets unieks, bijzonders, of emotioneels meegemaakt? Iets unieks of ludieks? Wil je je bevallingsverhaal bij ons delen? Heb jij of je kind een (bijzondere) aandoening? Een dilemma waar je voor staat wat betreft de opvoeding? Of wil je juist een hele mooie gebeurtenis delen? Dit kan uiteraard ook anoniem! Stuur ons een email naar: [email protected] voor meer informatie.
Ik zat op de rand van het bed, mijn ogen nog zwaar van de korte nacht
Priscilla lag naast me in haar eigen bedje, haar ademhaling zacht en gelijkmatig. Ze was net anderhalf en sinds een paar weken weer een onrustige slaper. Ik zat daar maar, luisterend naar het ritme van haar adem, mezelf toesprekend dat het vast weer over zou gaan. Ik was sinds een paar weken weer aan het werk. Het voelde alsof ik er nooit echt tussenuit was geweest. Mijn hoofd zat meteen weer vol met taken en verantwoordelijkheden. Op kantoor was het drukker dan ooit, iedereen was overal mee bezig en ik probeerde gewoon niet achter te lopen. Maar elke dag voelde als een race.
Ik had Priscilla bij de opvang gebracht
Een crèche met een huiselijke sfeer, tenminste – dat vond ik toen we haar inschreven. De leidsters leken aardig, de ruimte was licht en gezellig. En meestal ging het goed. Die ochtend had ik alles voorbereid: haar tas ingepakt, haar lievelingsknuffel erbij, en ik had haar haar in een klein staartje gedaan. Ze was vrolijk toen we vertrokken, maar bij de deur van de opvang begon ze al te huilen. “Mama niet weg,” zei ze zachtjes, haar handen stevig om mijn been geklemd. Ik bukte me en kuste haar voorhoofd. “Ik kom straks weer terug, liefje,” fluisterde ik. Maar ze bleef huilen toen Marleen haar van me overnam.
Marleen was een van de leidsters
Een vrouw van in de veertig met een gezicht waar ik geen hoogte van kreeg. Soms was ze warm en vriendelijk, maar de laatste tijd leek er altijd iets te zijn. Een frons, een korte zucht, een blik die zei dat ik niet helemaal begreep wat er speelde. Die ochtend keek ze me aan terwijl ze Priscilla optilde. “Heb je het druk vandaag?” vroeg ze. Haar toon was licht, maar ik hoorde iets onder die vraag. Ik knikte. “Altijd druk,” zei ik, half lachend. Ze glimlachte, maar het was niet meer dan een streepje om haar mond. Haar ogen bleven op me gericht, en ik voelde me ineens alsof ik een examen niet haalde.
Op kantoor probeerde ik me te concentreren
Ik had een vergadering om half negen en daarna een rapport dat af moest. Maar telkens als ik even stil stond, dacht ik aan Marleens blik. Aan hoe ze me aankeek, met een soort medelijden, maar ergernis voerde de boventoon. Ik wilde niet dat het me zo raakte. Maar het deed het wel. Want ik wist dat ik te laat was de afgelopen dagen. Ik wist dat Priscilla moe was als ik haar haalde. Maar ik wist ook dat ik niet zomaar weg kon lopen op werk.
Aan het eind van de dag stond ik weer bij de deur van de opvang
Priscilla zat op de grond te spelen, maar haar gezicht was rood en haar ogen stonden glazig. Ze keek op toen ze me zag en stak haar armpjes uit. “Dag meisje,” zei ik zacht, terwijl ik haar optilde. Marleen stond erbij, haar armen over elkaar. Ze zuchtte. “Misschien moet u toch iets eerder komen,” zei ze toen. Ik voelde hoe ik verstijfde. “Hoe bedoel je?” vroeg ik, terwijl ik Priscilla’s jasje dichtknoopte. “Maar… ik ben toch op tijd?” stamelde ik. “Ze is zo moe,” zei Marleen. “En eerlijk? Ze is het laatste uur gewoon niet te genieten. Huilt om alles, wil niks. Het is echt niet fijn meer voor de groep.” Ze zei het op zo’n toon – kalm, maar ook bijna ongeduldig. Alsof ik iets fout deed door mijn eigen kind zo laat op te halen. Andere ouders konden ook ons hele gesprek horen, waarom hier op de groep bespreken in alle openbaarheid? “Ze is anderhalf,” zei ik zacht. “Ze heeft gewoon een moeilijke dag.” Marleen snoof. “Ja, dat kan. Maar ik heb hier nog elf andere kinderen. Ik kan niet de hele tijd bezig zijn met één dreumes die niet wil. U begrijpt toch ook wel dat het zo niet werkt? Ze is de laatste. Dat is elke dag zo.”

Ik liep naar huis met Priscilla in de kinderwagen
Ik was boos. Die Marleen was echt hondsbrutaal. Ik kwam binnen de geldende uren van opvang. Toch voelde de woorden van Marleen als een steen in mijn maag. Ik had geen keus – ik moest werken. Ik had geen oma of opa om haar eerder te halen. Er stond zoveel druk op mij. En dan had ik Marleen ook nog in mijn nek. Mijn man, Ben, kan al helemaal niet naar de kinderopvang. Hij werk nog langer dan ik. Geen optie. Ik moest het oplossen. Thuis was Priscilla hangerig en snel boos. Ze gooide haar eten op de grond, huilde om niks. Inderdaad lastig. Ik probeerde geduldig te blijven, maar ik was ook moe. Ik wilde het goed doen, maar ik wist niet meer hoe. Ben nam haar die avond gelukkig over. Zoals hij iedere avond deed. Erg fijn. Dat gaf me even adem. Iedere keer weer. Hij deed ook wat hij kon.
Elke dag leek hetzelfde
’s Ochtends een haastig afscheid bij de opvang, de rest van de dag mijn hoofd op werk, maar mijn hart bij Priscilla. Marleen bleef dezelfde toon aanslaan. Soms zuchtte ze als ik binnenkwam. Soms zei ze niks, maar ik zag haar blik. Die ogen die net iets te lang op me rustten. Alsof ik altijd te laat was. Altijd tekortschietend. Op een avond trok ik het niet meer. Priscilla had die nacht ervoor nauwelijks geslapen. Ik dus ook niet. Bij de deur van de opvang zei Marleen alleen: “U bent weer laat.” Geen begroeting, geen glimlach. Ze had haar armen in haar zij. Ik slikte en probeerde iets terug te zeggen, maar er kwam niks. Niks. Ik was leeg. Op.
Ik dacht aan hoe ik altijd haastte, altijd rende, altijd net op tijd kwam
Tegen sluitingstijd. En ik dacht aan hoe Marleen gelijk had. Priscilla was moe. Ze had lange dagen, net als ik. Maar wat moest ik doen? Ik had geen keus. Ik kon niet eerder. En de opvang sloot pas om zeven uur. Dat was de afspraak. Toch? Iedereen moest het er maar mee doen. Iedereen moest haar best doen. Dit was het. Meer kon niet.
SJANEL