
Patty: “Mijn man geeft de telefoon voorrang op echt alles binnen ons gezin”
Dylans telefoon heeft altijd voorrang
Voor mij, voor de kinderen, voor alles. En het ergste? Hij lijkt het niet eens door te hebben. Het is gewoon hoe het altijd gaat. Zoals gisteravond. Ik stond in de keuken en riep: “Dyl, wil je even helpen met de borden naar tafel brengen?” Geen reactie. Ik keek om de hoek en zag hem op de bank zitten, zijn telefoon in zijn hand, helemaal verzonken in TikTok of Instagram – ik weet het niet eens meer. “Dylan!” riep ik iets harder. Hij keek eindelijk op. “Wat?” “Borden. Tafel. Eten?” “Oh, ja, natuurlijk,” mompelde hij, zonder zijn blik van het scherm te halen. Uiteindelijk moest ik zelf alles dragen, terwijl hij in een hoek bleef zitten swipen.
Het is altijd hetzelfde
Laatst had ik echt een rotdag. De jongste, Rian, had de hele middag gehuild omdat zij haar lievelingsauto niet kon vinden, en Martin as boos omdat ik hem niet liet gamen na school. Tegen de tijd dat Dylan thuis was, zat ik er helemaal doorheen. “Hoi schat,” zei ik, terwijl ik de spaghetti afgoot. Hij bromde iets terug en ging aan de keukentafel zitten, weer met zijn telefoon. “Het was echt een pittige dag vandaag,” begon ik. Geen reactie. Hij scrolde door zijn scherm, terwijl ik door ratelde over Rians driftbui en Martins gedoe. Pas toen ik abrupt stopte, keek hij op. “Wat zei je?”
Ik voelde mijn bloed koken
“Laat maar,” zei ik kortaf. “Het is niet belangrijk.” Maar natuurlijk was het belangrijk. Het was mijn dag. Mijn leven. Ik wilde gewoon dat hij even luisterde. Voor de kinderen is het niet anders. Martin, onze oudste, is zes. Een echte kletskous. Hij vertelt alles wat er in zijn hoofd omgaat, van wat hij op school heeft geleerd tot welke dinosaurussen hij het coolst vindt. Maar Dylan luistert vaak niet.

Een paar weken geleden zat Martin op de bank naast Dylan
Hij had een kleurplaat van een Tyrannosaurus Rex gemaakt en wilde het laten zien. “Kijk, papa!” zei hij enthousiast, terwijl hij het papier omhoog hield. Dylan knikte afwezig, zonder op te kijken. “Papaaa, kijk nou echt!” Martins stem klonk smekend. Maar Dylan zat vast in een WhatsApp-groep over voetbal. Pas toen Martin boos begon te huilen, keek hij eindelijk op. “Wat is er?” vroeg hij geïrriteerd. “Ik laat je mijn kleurplaat zien,” schreeuwde Martin, voordat hij stampvoetend de kamer uit liep.
En dan is er Rian
Zij is vier en een beetje verlegen, maar zij aanbidt Dylan. Als zij een tekening maakt of iets bouwt met haar blokken, is papa de eerste die het moet zien. Maar Dylans telefoon zit hem altijd in de weg.
Laatst stond Rian met een toren van Duplo naast Dylan
“Papa, kijk eens!” zei zij trots. Dylan hield zijn telefoon in de lucht. “Ja, mooi, jongen,” zei hij zonder op te kijken. Twee tellen later stortte de toren in. Rian was zo verdrietig. Zij had zo hard gewerkt aan die toren. Ik zag het gebeuren en voelde een steek in mijn hart. Maar Dylan zag het niet eens. Hij was alweer verdiept in een meme of een video.
Het gaat niet alleen om de kinderen
Het is ook hoe hij met mij omgaat. Laatst zaten we eindelijk samen op de bank, een moment zonder kinderen. Ik wilde hem iets vertellen over een vriendin van mij die net haar baan kwijt was geraakt. Terwijl ik praatte, hoorde ik dat bekende ping-geluid. Dylans ogen vlogen direct naar zijn telefoon. “Sorry, wat zei je?” vroeg hij, terwijl hij al bezig was met typen. “Laat maar,” mompelde ik. Ik stond op en ging naar bed. Ik voelde me zo klein. Alsof wat ik te zeggen had nooit belangrijk genoeg was.
Vorige week barstte de bom
Het was een zondagmiddag en we zaten in de speeltuin. Martin wilde dat Dylan hem hielp met het klimrek, maar Dylan zat op een bankje met zijn telefoon. “Papa, kom! Papaaaa!” Martin riep drie keer voordat ik het niet meer kon aanzien. “Dylan, leg dat ding weg en doe iets met je zoon!” riep ik. Hij keek verbaasd op. “Rustig maar, ik zat net iets belangrijks te lezen.” “Belangrijk?” schreeuwde ik bijna. “Je zoon vraagt je al tien minuten om aandacht. Hoe belangrijk kan het zijn?”
Hij mompelde iets van “overdreven” en stak zijn telefoon weer in zijn zak
Maar het kwaad was al geschied. Martin keek me verdrietig aan, alsof hij zich schuldig voelde. Dat brak me. Het voelt alsof ik tegen de stroom in probeer te zwemmen. Het blijft een gevecht om zijn aandacht. En soms, als ik hem weer zie wegzinken in dat scherm, weet ik het gewoon niet meer. Ik ben moe. Moe van vechten voor iets dat vanzelfsprekend zou moeten zijn.
PATTY