
Fleur: “Ik neem mijn telefoon op: ‘Ze blijft gillen’, en weer konden we onze dochter ophalen”
Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Ik plof neer op de bank en kijk Jeroen aan. “Zullen we het nog een keer proberen?” vraag ik twijfelend. We hebben het al zo vaak geprobeerd, maar elke keer eindigt het hetzelfde: wij die midden in de nacht in de auto stappen om onze krijsende dochter op te halen. Maar ik ben zo moe. Zo intens moe. Ik wil gewoon een keer uitslapen, een avondje doorhalen zonder zorgen, een weekendje weg zonder midden in de nacht te worden gebeld.
“Ze wordt groter, Fleur. Ze kan dit heus wel”
Jeroen haalt zijn schouders op. “Wat heb je te verliezen?” zegt hij. “Misschien is ze nu wél klaar voor een logeerpartijtje. Ze wordt groter, Fleur. Ze kan dit heus wel.” Ik hoop het. Echt. We spreken af met mijn zus. Jalou mag vrijdag bij haar nichtjes logeren. Ze zijn dol op elkaar. Misschien helpt dat. Mijn zus belooft haar in bed te leggen met haar lievelingsknuffel, haar vaste bedritueel te volgen en als het écht misgaat, mogen ze bellen.
We voelen ons vrij, tot mijn telefoon trilt
Vrijdag breng ik haar weg. Ze is dolenthousiast. Ze rent rond met haar nichtjes en lacht. “Mama, ga maar!” roept ze vrolijk. Ik druk haar een kus op haar hoofd en loop naar de auto. Dit gaat goed. Dit gaat lukken. Ik weet het zeker. Jeroen en ik gaan uit eten. Voor het eerst in tijden zitten we ontspannen aan tafel, zonder dat er iemand een krijsende peuter moet sussen of eten van de grond moet rapen. We bestellen nog een extra glas wijn. We voelen ons vrij. Tot mijn telefoon trilt. Ik weet het al voordat ik kijk. Mijn maag krimpt ineen. “Ze is wakker,” zegt mijn zus als ik opneem. “Hysterisch. Ze blijft maar gillen dat ze naar huis wil.” Ik sluit mijn ogen. “Ik kom eraan.”
Alsof we haar hebben achtergelaten en niet meer terugkomen
Dit scenario herhaalt zich. Telkens weer. Soms lukt het haar in slaap te vallen, maar dan wordt ze rond middernacht wakker. In paniek. Als een dolle schreeuwt ze om ons. Alsof we haar hebben achtergelaten in een of ander duister weeshuis. Soms halen we haar op. Soms proberen we haar te kalmeren via FaceTime. Maar niets werkt. Het maakt niet uit waar ze is. Bij mijn ouders, bij Jeroens ouders, bij vrienden die haar doodknuffelen en verwennen – Jalou accepteert het gewoon niet.
“Dit is geen slaaptraining meer”
“Misschien moeten we haar gewoon laten huilen?” probeert Jeroen een keer. “Dan leert ze dat het geen zin heeft.” Ik kijk hem aan of hij gek is geworden. “Denk je nou echt dat mijn moeder haar laat krijsen? Dat jouw moeder dat kan? Ze halen haar op en leggen haar tussen hen in. Ze is geen baby meer, Jeroen. Dit is geen slaaptraining meer. Dit is terror.” Hij zucht. “Ik weet het ook niet meer.”
Zou het? Zou het deze keer écht lukken?
Op een avond zijn we uitgenodigd voor een bruiloft. Dit keer proberen we het bij mijn ouders. Ze hebben een heel plan uitgestippeld. Overdag veel naar buiten, een warm bad, een lange bedtijdroutine. Jalou zwaait ons vrolijk uit. Ik drink een glas champagne. Dan nog een. Dit keer komt het goed. Ik voel het. Mijn telefoon blijft stil. Twee uur, drie uur… Jeroen en ik kijken elkaar aan. Zou het? Zou ze echt slapen?
Net als ik durf te geloven dat we gewonnen hebben, gaat mijn telefoon
We bestellen nog een drankje. Genieten. Praten over van alles en nog wat, dingen waar we normaal nooit meer aan toekomen. Dit is het! Dit is hoe het moet zijn! En dan, net als ik durf te geloven dat we gewonnen hebben, gaat mijn telefoon. “Ze is wakker.” Mijn moeders stem klinkt moe. “En ze is ontroostbaar. Ze wil naar huis.” We springen in de auto. Onderweg bedenk ik me dat we onze dochter nog nooit zo lang ergens anders hebben laten slapen. Vier uur in de nacht. Een record.
Ik fantaseer over een toekomst waarin we ‘gewoon’ een nachtje weg kunnen
We geven het op. Dit kind is gewoon niet gemaakt om ergens anders te slapen. Ze moet thuis zijn. In haar eigen bed. Bij ons. Zodra ze thuis is, valt ze direct in slaap. Elke keer als iemand vraagt: “Waarom logeert ze nooit ergens?”, glimlach ik en zeg ik dat het niet zo haar ding is. Ik lieg niet eens. Het ís niet haar ding. Ik fantaseer over de dag dat ze wél ergens anders blijft slapen. Over een toekomst waarin Jeroen en ik een weekendje weg kunnen zonder dat we halverwege de nacht in de auto moeten stappen. Maar voor nu? Voor nu zijn we gewoon ouders van een kind dat niet logeert. En dat is wat het is.
FLEUR