
Samantha: “‘Nee, ik ben even druk’, zei mijn man voor de zoveelste keer tegen mijn zoontje, keer op keer weer een smoes, het frustreert dat hij er niet voor ze is”
Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
We zijn altijd op zoek naar nieuwe verhalen, zowel verhalen met een lach als met een traan! Heb jij iets unieks, bijzonders, of emotioneels meegemaakt? Iets unieks of ludieks? Wil je je bevallingsverhaal bij ons delen? Heb jij of je kind een (bijzondere) aandoening? Een dilemma waar je voor staat wat betreft de opvoeding? Of wil je juist een hele mooie gebeurtenis delen? Dit kan uiteraard ook anoniem! Stuur ons een email naar: [email protected] voor meer informatie.
Ik zat op de rand van de bank, terwijl ik keek naar hoe Luuk en Dylan elkaar in de haren vlogen op het vloerkleed
Ze waren alweer aan het stoeien, zoals altijd. Hun wangen rood, hun ogen glinsterend van het plezier. Ik hoorde ze gillen van het lachen, maar ik zag ook hoe ze steeds even opkeken naar Ruben, die aan de eettafel zat te scrollen op zijn telefoon. Weer die takketelefoon. “Pap, kom je meedoen?” vroeg Dylan met zijn hoge stem. Hij liet zich achterover vallen in een kussen en stak zijn armen uit naar Ruben, alsof hij wilde dat zijn vader hem kwam oppakken en in de lucht gooien. Ruben keek nauwelijks op. “Nee jongen, even niet. Papa is bezig.” Ik zag het kleine mondje van Dylan een beetje hangen. Zijn ogen schoten naar mij, alsof hij hoopte dat ik iets zou zeggen. “Kom op, Ruben,” zei ik zacht. “Ze willen gewoon even met je spelen.” Hij zuchtte, zonder zijn blik van zijn telefoon af te halen. “Samantha, ik heb gewoon even geen zin. Ze zijn zo druk.”
Ik beet op mijn lip
Dit was niet nieuw. Het gebeurde eigenlijk altijd. Luuk en Dylan wilden altijd stoeien en spelen met hun vader. Ze wilden dat hij hen optilde en ronddraaide, dat hij ze liet vliegen als helden. Maar Ruben had daar zelden zin in. Hij vond het gedoe, zei hij altijd. Te druk. Te wild. En ik… ik werd er verdrietig van. Want ik vond dat juist mooi: dat wilde, dat fysieke. Ik vond het belangrijk.
Ik groeide zelf op in een huis waar stoeien en dollen de normaalste zaak van de wereld was
Mijn vader was een grote man met brede schouders. Hij gooide ons in de lucht alsof we niets wogen. Hij liet ons gillen van het lachen, ons optillen tot we duizelig werden van het draaien. Misschien was het omdat ik wist hoe belangrijk dat was geweest voor mij. Dat fysieke contact, die ruwe knuffels. Het was niet alleen spelen, het was een manier om te laten zien: ik zie je, ik hoor je, ik hou van je. Dus als ik nu naar Ruben keek, zag ik niet alleen een man die moe was of geen zin had. Ik zag ook hoe hij iets van onze jongens niet zag. Hoe hij niet zag hoe belangrijk het was voor hen.
Een patroon dat zich bleef herhalen
“Dylan, kom hier!” zei ik opgewekt. “Dan stoeien we met z’n drietjes!” Ik trok hem naar me toe en liet hem over mijn knieën rollen. Hij gierde het uit van het lachen, terwijl Luuk meteen ook aansloot. Ze sprongen op mijn rug en trokken aan mijn armen. Het was zwaar, maar ik vond het heerlijk. Ruben keek even op, een soort half glimlachje om zijn mond, maar hij deed niets. Later, toen de jongens even weg waren om met hun Lego te bouwen, ging ik naast Ruben zitten. “Schat, ik snap dat je niet altijd zin hebt, maar ik vind het zo belangrijk dat je af en toe meedoet. Ze hebben dat nodig.” Hij haalde zijn schouders op. “Ja, maar ik ben gewoon niet zo’n stoeier. Dat is meer jouw ding.”
“Maar het gaat niet alleen om mij,” zei ik
“Ze willen jou erbij. Ze kijken steeds naar je.” Hij zweeg. Zijn ogen keken alsof hij het gesprek al duizend keer had gevoerd. “Jij kan beter stoeien. Je bent sterker. Een mannelijk voorbeeld”, zei ik. Het was eigenlijk voor iedereen duidelijk dat hij er niets mee te maken wilde hebben. Het voelde voor de jongens als een afwijzing. Pijnlijk. Ook om te zien.

Ik voelde me alleen
’s Avonds, toen de kinderen sliepen, zat ik in mijn eentje beneden. Ik hoorde hoe Ruben boven aan het douchen was. Ik voelde een soort leegte in mijn buik. Niet alleen omdat hij niet met de kinderen speelde, maar ook omdat ik me zo alleen voelde in dit verlangen. Alsof ik de enige was die het belangrijk vond. Ik dacht aan hoe ik zelf altijd naar mijn vader keek, vol verwachting. En hoe ik me gedragen voelde, veilig in zijn sterke armen. Ik wilde dat Luuk en Dylan dat ook voelden.
De volgende dag probeerde ik het opnieuw
Het was zaterdagochtend en de jongens zaten vol energie. “Pap, kom! Kom stoeien!” riepen ze terwijl ze hem aan zijn armen trokken. Ik porde hem pesterig in zijn zij. “Later misschien,” zei hij. Hij stond op en liep naar de keuken om koffie te zetten. Ik kneep mijn ogen dicht. Later misschien. Maar later kwam nooit. Het was een smoesje. Keer op keer.
Ik wist dat Ruben van ze hield
Daar had ik geen twijfel over. Hij was een goede vader op zijn manier. Hij knutselde eindeloos met ze, leerde ze hoe je een kast in elkaar zette of hoe je een lamp repareerde. Hij was rustig en geduldig, nooit schreeuwend of boos. Maar hij begreep het spelen niet. Hij vond het kinderachtig, misschien. Of hij voelde zich er ongemakkelijk bij. Dat laatste denk ik. “Waarom moet ik altijd zo wild doen?” vroeg hij me een keer, toen ik erover begon. “Ik kan toch gewoon naast ze zitten en een boekje lezen? Of met ze kletsen?” “Dat kan ook,” zei ik. “Maar ze willen jou ook voelen. Ze willen dat je met ze lacht en rolt en springt. Ze willen dat jij hun superheld bent, Ruben.” Hij keek me aan met een frons. “Ik snap dat niet,” zei hij. En ik wist niet hoe ik het hem moest uitleggen.
Dus ik deed het zelf
Ik speelde met ze, urenlang. Ik liet ze springen op het grote bed, ik gooide ze in de lucht in de tuin. Mijn armen deden soms pijn, mijn rug protesteerde, maar ik wilde niet dat ze dat moesten missen. “Wie is er sterker dan mama?” riep ik dan. “Niemand natuurlijk!” Ze lachten en riepen: “Neehee, mama is de sterkste!” En ik voelde me sterk. Maar ook een beetje verdrietig, omdat ik wist dat ze het ook aan hun vader wilden vragen.
Op een zondagmiddag liep het uit de hand
We waren in het park, het was zonnig en de jongens waren hyper van de limonade en de stroopwafels. Ze wilden rennen en vliegen, zoals altijd. “Pap, vang me op!” riep Luuk, terwijl hij van een grote kei sprong. Ruben stond er vlakbij, maar hij stapte achteruit. “Pas op, Luuk,” zei hij alleen. Luuk kwam met een klap op zijn knieën terecht en begon te huilen. Ik was meteen bij hem, pakte hem op en wiegde hem heen en weer. Ruben zuchtte. “Ik zei toch dat hij moest uitkijken,” zei hij zacht. Ik voelde iets in me knappen. “Maar Ruben, hij wil dat je hem opvangt! Dat je laat zien dat je er voor hem bent!” Hij zei niets. Keek alleen maar weg, alsof hij niet wist wat hij moest zeggen.
In de avond wilde ik er een gesprek over
“Ze hebben jou nodig,” zei ik zacht. “Niet alleen je handen bij het bouwen of je geduld bij het voorlezen. Ze willen jouw energie, je kracht. Ze willen voelen dat je er echt bent.” Hij keek naar zijn handen, die losjes op tafel lagen. “Ik kan dat niet,” zei hij toen. “Ik voel me daar zo ongemakkelijk bij. Ik weet niet wat ik moet doen als ze zo wild doen.” “Maar Ruben,” fluisterde ik, mijn stem brak, “het gaat niet om het ‘goed’ te doen. Het gaat om er zijn. Het gaat om een vader die met hen vecht en lacht en rolt. Omdat ze zich dan veilig voelen. Omdat ze weten dat ze bij jou mogen schreeuwen en duwen en lachen.” Hij schudde zijn hoofd. “Ik kan dat niet,” herhaalde hij zacht. En ik snapte er echt niks van…
Misschien was dit het dan
Misschien was dit wie hij was, wie wij waren. Hij die liever toekeek. Ik die liever meesprong. En ik wist: dit was geen verhaal dat eindigde in een knuffel en een lach. Dit was een verhaal dat bleef schuren. Dat bleef wringen tussen wat ik hoopte en wat hij kon geven. We gingen ook maar slapen. We liepen naar boven en keken naar Luuk en Dylan die vredig sliepen. Hij streek een hand door hun haar en fluisterde zacht: “Ik houd van jullie”. We moesten allemaal accepteren: dit was papa. Zacht. Met geen mogelijkheid tot ruwheid.
SAMANTHA