
Iris: “We wonen met onze kinderen op de zolder bij mijn ouders, ‘het is te vol’, zegt mijn vader, maar waar moeten we naartoe?”
Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
“Laat de deur dicht, het tocht!” roept mijn moeder voor de derde keer vandaag. Sara struikelt met haar schoenen nog aan over de drempel, Hanne begint meteen te huilen, en ik voel mijn kaakspieren verkrampen. Het is pas acht uur ’s ochtends. Zeven maanden wonen we hier nu. Bij mijn ouders op zolder. Met z’n vieren. Wie had gedacht dat ik op mijn 36e weer op zolder zou slapen, onder het schuine dak waar vroeger posters van de Backstreet Boys hingen?
Sparen in een huurhuis? Vergeet het maar
Eerder huurden we een schattige eengezinswoning in een buitenwijk. Niet ideaal – kleine keuken, schimmel in de badkamer, een tuin waar net een bistrotafel op paste. Maar het was van ons. Althans, tijdelijk. En duur. Ontzettend duur. Iedere maand maakten we honderden euro’s over voor een huis waar de voegen bijna uit de muren vielen. En sparen? Vergeet het maar. Iedere euro die we opzijlegden, ging uiteindelijk toch weer op aan opvang, schoenen die ineens niet meer pasten, en die ene wasmachine die het begaf.
“We trekken gewoon even tijdelijk in bij mijn ouders”
Toen we besloten te stoppen met huren en écht voor een koophuis te gaan, dachten we slim te zijn. “We trekken gewoon even tijdelijk in bij mijn ouders,” zei ik tegen Mark. “Dan kunnen we sparen, rustig zoeken en straks met een beetje geluk een mooi bod doen. Een frisse start. Goed idee toch?” Mark keek me aan zoals alleen hij dat kan – met dat mengsel van hoop en wantrouwen. “Weet je het zeker?” vroeg hij zacht. Ik lachte. “Tuurlijk. Mijn ouders vinden het vast geen probleem.”
De eerste weken voelde het een beetje als vakantie
Mijn moeder kookte uitgebreid – stamppot, lasagne, appeltaart op zondag. Mijn vader bakte pannenkoeken met Hanne en deed verstoppertje met Sara in de tuin. Ze kregen alle aandacht van de wereld. En ik? Ik stond om acht uur ’s avonds met mijn blote voeten in een schone badkamer, terwijl de wasmachine beneden draaide en mijn moeder thee kwam brengen.
Maar daar kwamen langzaam de irritaties om de hoek kijken
We keken tv met z’n allen. We speelden kaartspelletjes. Sara hielp oma met koekjes bakken, Hanne lag te kirren op het kleed waar ik vroeger barbies op had uitgespreid. Alles voelde warm, vertrouwd. Maar dan gaat de nieuwigheid eraf en beginnen langzaam de irritaties te komen.
Mijn moeder heeft letterlijk overal een mening over
Na een maand of twee kreeg ik steeds vaker de neiging om mezelf op te sluiten in de wc. Even rust. Even geen vragen, geen meningen, geen opmerkingen over hoe vaak ik mijn kinderen laat schermkijken. Want ja, mijn moeder heeft overal een mening over. Ook als ze zogenaamd “alleen maar helpt”. “Geven jullie haar alweer een toetje? Ze heeft amper haar aardappelen op.” “Is Hanne niet wat moe? Ze moet eigenlijk nu slapen hoor.” “Vroeger lieten wij jullie nóóit zo lang opblijven.” Ik hoorde mezelf ineens roepen: “JA MAM, DAT WETEN WE!” En voelde me daarna direct schuldig. Want ze bedoelt het goed. Echt. Maar ik wil niet continu een spiegel voorgehouden krijgen. Ik wil mijn kinderen grootbrengen op mijn manier. In mijn tempo. Zonder dat iemand er bovenop zit.
Je mist je eigen ritme, je eigen geur, je eigen stomme mok
Het is gek wat je gaat missen. Je eigen mok. Die rare stoel waar niemand anders op wil zitten. De manier waarop jij altijd nét iets te veel pasta kookt, gewoon voor de zekerheid. En dat je die vrijheid hebt – om dat gewoon te mogen doen.
De kinderen wennen, maar ook weer niet
Sara heeft het er soms moeilijk mee. Ze zegt het niet hardop, maar ik zie het. Ze vraagt steeds vaker wanneer we weer “naar het huis met de klimboom” gaan. Of waarom opa en oma altijd zeggen dat ze “nu toch wel echt naar bed moet”. Hanne wordt ‘s nachts wakker, vaker dan eerder. Ze huilt dan ineens keihard, alsof ze boos is. Alsof ze snapt dat ze niet in haar eigen kamer ligt, met haar vertrouwde beestjes en dat muurstickerboomding wat ik zo zorgvuldig heb geplakt toen ik 34 weken zwanger was.
Iedere week speuren we het hele internet af
En Mark… die trekt zich terug. Hij bedoelt het niet rot, maar hij werkt zich te pletter overdag en wil ‘s avonds gewoon rust. Geen gesprekken over makelaars, hypotheekrentes of bouwkundige keuringen. En al helemaal geen gesteggel over wie de vaatwasser op welke manier inruimt. Iedere week speuren we het hele internet af. We zetten alerts aan, tikken wanhopig op elke link. Maar zodra er iets in de buurt komt van betaalbaar én leefbaar, zijn er al vijftien andere gegadigden met zakken geld van rijke ouders.
Ik gun de kids een eigen kamer en mezelf een eigen plek
We zijn drie keer serieus geweest. Drie keer hebben we geboden. Drie keer zijn we overboden met bedragen waarvan je maag zich omdraait. Ik heb gehuild in de auto. Gewoon gehuild omdat ik het zat ben. Omdat ik wíl verhuizen. Omdat ik me niet meer wil schamen als ik zeg dat ik bij mijn ouders woon. Omdat ik m’n kinderen hun eigen kamer gun. En mezelf een eigen bank. En een koffiezetapparaat dat op een normale plek staat.
Niemand zegt het hardop, maar we lopen elkaar in de weg
Mijn vader zegt steeds vaker dingen als: “Het wordt echt te vol.” Mijn moeder kijkt dan naar hem met zo’n blik die alles zegt. Het is te vol voor iedereen. En ik snap het. Ik snap het zó goed. Maar waar moeten we naartoe? Iedere keer als ik denk: “Nu heb ik er genoeg van,” denk ik ook: “En dan?” Terug naar huren? Wéér te veel betalen voor te weinig ruimte, en nul zekerheid? Of langer sparen? Maar hoe lang? En hoe? Terwijl alles duurder wordt en de wachtrijen bij nieuwbouwprojecten nog langer zijn dan bij de Efteling.
Klaar voor een nieuwe plek voor onszelf
We zijn er klaar voor. Al maanden. Klaar voor een nieuwe plek, een écht eigen huis. Niet perfect, niet Pinterest-waardig, maar gewoon… van ons. Waar we kunnen klussen, mopperen, dansen in de woonkamer. Waar we onze jas aan de verkeerde kapstok hangen zonder commentaar. Waar ik thee zet in mijn eigen stomme mok, en waar niemand vraagt of de deur dicht moet omdat het tocht. Maar tot die verhuiswagen weer volgeladen wordt, wonen we hier. Met z’n vieren. Bij mijn ouders. In mijn oude slaapkamer. Tussen de dozen en herinneringen en het verlangen naar iets wat we nog niet kunnen grijpen. Nog even. Hopelijk.
Wordt – hopelijk snel – vervolgd..
IRIS