
Rosy: “Net toen ik me wilde omdraaien, hoorde ik een diepe stem achter me: “Goedemorgen!”, dit kwam helemaal onverwacht, en ik had hier geen goed gevoel bij”
De eerste keer dat ik Jane naar de kinderopvang bracht, voelde het alsof ik haar achterliet in een andere wereld
Een wereld waarin ik geen controle had, waarin andere handen haar optilden, troostten, voedden. Het voelde tegennatuurlijk. Mijn lijf zei: neem haar mee, houd haar vast. Maar mijn hoofd zei: dit moet. Werken, doorgaan, het leven oppakken.
De babygroep was rustig toen ik binnenkwam
Zachte dekentjes, kleine matrasjes op de grond, een paar baby’s die met grote ogen de wereld in staarden. Twee vrouwen zaten op de grond, allebei met een baby in hun armen. Dat gaf me een beetje rust. Vrouwen, moeders, zussen, tantes – die zorgen. Dat is hoe het hoort.
“Goedemorgen Rosy,” zei een van hen
Marleen heette ze. Ze had een leuke glimlach en zachte handen. “Hoe was haar nacht?” Ik gaf een kort verslag, ondertussen mijn blik op Jane. Ze lag nog steeds in haar maxicosi, wijd open ogen, alsof ze doorhad dat er iets belangrijks ging gebeuren.
“Je mag haar wel hier neerleggen,” zei Marleen, wijzend naar een zacht speelkleed
Ik tilde Jane op en voelde haar kleine lijfje ontspannen tegen mijn borst. Mijn hart brak een beetje toen ik haar neerlegde. “Het komt goed,” zei Marleen zacht. Ik knikte en probeerde te glimlachen. Net toen ik me wilde omdraaien, hoorde ik een diepe stem achter me. “Goedemorgen!”

Mijn hart sloeg over
Ik draaide me om en zag hem. Een man. Een man in een kinderopvang. Mijn maag kromp ineen. “Dit is Lars,” zei Marleen. “Hij werkt op de peutergroep.” Ik knikte, voelde hoe mijn nek zich aanspande. Lars glimlachte breed, alsof hij gewend was aan deze ongemakkelijke eerste ontmoetingen. Hij was groot, had brede schouders, een donkere baard.
“Geen zorgen, ik kom niet hier,” lachte hij
“Ik ben alleen even iets aan het halen.” Ik lachte zenuwachtig terug. “Oh… oké.” Maar de gedachte liet me niet los. Een man in een kinderopvang. Het klopte niet. Het voelde onnatuurlijk. Vrouwen zorgen, mannen beschermen. Dat zat in ons, in onze evolutie, in ons instinct. Jane was zo klein, zo afhankelijk, zo kwetsbaar. Ik moest er niet aan denken dat een man haar zou optillen, haar fles zou geven, haar troosten. Het klopte niet. Mijn hele lijf verzette zich tegen het idee.
Ik reed naar mijn werk met een knoop in mijn buik
Dit ging verder dan Lars. Hij stond op de peutergroep, prima. Maar stel dat er een man op de babygroep kwam? Stel dat Jane straks door een man werd opgetild, vastgehouden? Ik huiverde bij de gedachte. Die avond lag ik met Jane op mijn borst op de bank. Haar kleine handje lag tegen mijn huid, warm, vertrouwelijk. Dick, mijn man, zat naast me. “Hoe was de opvang?” vroeg hij.
Ik aarzelde
“Goed, denk ik.” Hij keek op van zijn boek. “Je klinkt niet overtuigd.” Ik beet op mijn lip. “Er werkt een man.” Dick knikte langzaam. “Oké… En?” “Het voelt gewoon raar. Mannen horen niet op een babygroep.” Dick trok zijn wenkbrauwen op. “Dat is best een heftige uitspraak.” Ik haalde mijn schouders op. “Het is gewoon… niet natuurlijk.”
“Waarom niet?”
Ik zuchtte. “Vrouwen zorgen, mannen beschermen. Dat zit in onze biologie. Het is altijd zo geweest. Moeders voeden, troosten, dragen. Mannen… jagen, vechten. Een man met een baby voelt gewoon niet goed.” Dick keek me even aan en knikte toen langzaam. “Ik snap dat het voor jou zo voelt. Maar je weet ook dat er mannen zijn die geweldige vaders zijn, die prima kunnen zorgen, toch? Kijk naar mij!”
“Ja, maar dat is anders,” zei ik snel
“Een vader zorgt voor zijn eigen kind. Dit zijn vreemden. Mannen horen gewoon niet op zo’n groep.” Dick zei niks meer. Hij wist wanneer ik ergens in vastzat. Hij wist dat hij me niet zou overtuigen. De dagen erna bleef het maar in mijn hoofd spoken. Elke keer als ik Jane ophaalde en haar door vrouwenhanden werd overgedragen, voelde ik opluchting. Maar wat als dat ooit veranderde? Wat als Lars straks doorschoof? Wat als er een mannelijke stagiair kwam? Mijn maag draaide om bij de gedachte. Ik zou haar van de kinderopvang halen…
Toen ik op een ochtend Jane bracht, hoorde ik in de gang een lage stem
“Goedemorgen, kleintje!” Mijn hele lichaam verstijfde. Ik keek op en zag weer een man, geknield bij een baby op de andere babygroep. Ik kreeg bijna een beroerte. Niet hier. Niet bij Jane. “Rosy? Alles goed?” vroeg Marleen. Ik knikte snel, maar mijn hart bonkte in mijn keel. Dit voelde verkeerd. Heel erg verkeerd. De babygroepen deden regelmatig wat samen. Moest ik dit gaan aankaarten op de opvang?
ROSY