Blog- en vlogmagazine voor èchte ouders

Ouder​verhalenMijn Verhaal

Yasmine: “Ik deed mijn armen wijd om te knuffelen, hij zei: ‘Je moet ze niet steeds troosten, daar worden ze slap van’”

R
Door Redactie
24 juli 2025 7 min lezen 1 reactie
Ad

Het begon al toen Morris een jaar of vier was

Hij struikelde in de speeltuin, viel met zijn knie op een uitstekende steen en gilde het uit. Ik rende op hem af, tilde hem op, wiegde hem in mijn armen terwijl hij snikte en zijn wang tegen mijn schouder drukte. Hij zat onder het bloed, maar dat was het niet alleen. De schrik, het verdriet, het gevoel van pijn in een wereld die hij nog maar net begon te begrijpen – dát was waarom ik hem vasthield. En waarom ik dat nog steeds doe. Als moeder voel ik het als mijn instinct, mijn eerste reflex: troosten. Kalmeren. Zijn hoofd tegen mijn hart drukken tot zijn ademhaling weer rustig wordt. Dat begrijpt John gelukkig ook. Als het om echte pijn gaat, zoals een val of een flinke klap, dan vindt hij het volkomen logisch dat je er als ouder bent. Daar hebben we nooit discussie over. Maar op de momenten dat er wordt gehuild vanwege een ruzie, een gekrenkt gevoel of een mislukte tekening, dan fronst hij zijn wenkbrauwen. Dan zegt hij dingen als: “Daar hoef je toch niet meteen bovenop te zitten? Laat ze dat even zelf oplossen.” En hoewel ik hem begrijp, voel ik ook dat ik daar anders in sta. Voor mij is troost niet afhankelijk van de oorzaak.

De valpartij

Laatst nog, het was een zaterdagmiddag, we waren net terug van boodschappen doen, rende hij met zijn skateboard de oprit af. Zijn broertje Bram stond op het pad. Morris kon hem niet ontwijken, ging onderuit en schraapte met zijn hele arm over de stenen. Hij brulde het uit. Ik hoorde het vanuit de keuken en was binnen twee tellen buiten. Zijn shirt was kapot, zijn huid rood en geschaafd. Hij lag op de grond, zijn skateboard ergens verderop in de heg. Zonder na te denken knielde ik naast hem. Ik schoof mijn armen onder zijn schouders en trok hem tegen me aan.

Ik streek over zijn haar, zei niks

Alleen dat ik er was. Dat hij er mocht zijn met zijn tranen. John kwam naar buiten, knikte en zei rustig: “Oei, dat is geen kleintje. Goed dat je bij hem bent.” Bij fysieke pijn begrijpt hij het volledig. Hij haalde zelfs alvast de pleisterdoos en bracht een schoon doekje. Een paar minuten later begon Morris zelf over een pleister. Hij wilde de wond zien, en dat was mijn teken dat het ergste leed gezakt was. Geen gepamper, geen drama. Gewoon veiligheid bieden. Dat is wat troosten is. En ik blijf erbij: dat heeft niks met slap maken te maken. En weet je wat? Na het plakken van de pleister stond hij zelf op, pakte zijn skateboard en zei: “Ik probeer het straks nog wel een keer.” Dat is geen slap kind. Dat is een kind dat zich veilig voelt. En dat is precies wat ik hem wil meegeven.

De ruzie

Bram is het broertje van Morris, hij is vijf. Het is een andere jongen dan Morris: meer vurigheid, meer impuls. Als hij speelt, is het alles of niets. En soms botst dat. Zoals vorige week. Ze zaten samen in de woonkamer te bouwen met kapla. Morris maakte een enorme toren, Bram wilde ook, maar het lukte niet. De frustratie stapelde zich op. En toen die voor de derde keer instortte, greep hij in blinde woede naar de bouwwerken van Morris en mepte ze om.

Morris begon te huilen

Niet geschreeuwd, maar echt verdrietig. Zijn handen trilden. Bram schrok. Toen ik de kamer binnenkwam en hen beiden aankeek, was hij erbij. Ik sprak Bram toe. Ik hurkte, spreidde mijn armen voor Morris, en hij dook er meteen in. Hij wilde getroost worden, zonder dat hij dat vroeg. En ik deed het. Natuurlijk. Later ging ik met hen allebei in gesprek. Over boos worden, over bouwen, over gevoelens. Maar dat moment – dat eerste moment – draaide om liefde. Toen John het hoorde, zuchtte hij. “Ze moeten dat ook leren uitpraten zonder jouw schoot als tussenstation.” Ik voel dat er eerst rust moet zijn, verbinding, voor je naar oplossingen kunt. Troost is voor mij geen eindstation, maar het begin van herstel. En dus blijf ik het doen. Ook als het ‘maar’ om ruzie gaat.

Missing alt text

Het conflict

John vindt troosten niet verkeerd, maar wel overdreven bij elk klein drama. “Ze moeten leren dat het leven niet zacht is. Dat ze niet bij elk emotioneel golfje in de armen van mama hoeven.” Maar ík geloof daar niet in. Natuurlijk hoef ik niet bij elk stootje een drama te maken. Maar echte pijn, echte tranen, ook van binnen? Dan ben ik daar. Ik wil dat mijn kinderen weten: mijn moeder is mijn veilige plek. Niet degene die zegt: kom op, niet huilen. Ik wil dat ze voelen: ik mag hier verdrietig zijn.

Dat leidt tot discussies

John zegt dan: “Je mag ze best even laten uitrazen. Dan leer je ze ook dat ze dingen zelf aankunnen.” En ja, daar zit wat in. Maar ik geloof dat kinderen eerst mogen landen, voordat ze mogen leren. Dat je pas sterk wordt als je je eerst veilig hebt gevoeld. Ik leer ze juist dat er ruimte is voor gevoel. Dat het niet erg is om hulp te vragen. En dat veiligheid de basis is van alles. Ik ben niet bang dat ze afhankelijk worden. Ik ben juist trots als ze later anderen ook die ruimte durven geven. Het begint met voorbeeldgedrag. En ja, dat botst. Want John komt uit een gezin waarin huilen zwakte betekende. Waar troost werd afgedaan als soft. Ik weet dat hij het niet slecht bedoelt. Maar ik laat me er niet door leiden. En ik vertel hem dat ook. Soms rustig. Soms fel. Maar altijd met dezelfde boodschap: dit is wie ik ben als moeder. En dat verandert niet.

Lak eraan

Ik heb er letterlijk lak aan. Aan dat eeuwige mantra van ‘hard maken’ en ‘geen watjes kweken’. Mijn kinderen zijn geen planten die je moet verharden tegen de wind. Ze zijn mensen. Kleine mensen nog. En als ik er ben op het moment dat ze me écht nodig hebben, geloof ik dat ze later juist steviger staan. Omdat ze weten wat het is om op iemand te kunnen rekenen.

Soms troost ik Morris als niemand het ziet

Bijvoorbeeld als hij ’s avonds zegt dat hij bang is dat ik doodga. Of als hij droomde dat Bram verdronk. Dan ligt hij tegen me aan. En soms, als ik Bram van school haal, zie ik hem zoeken in de menigte. Zijn ogen glijden over de gezichten, tot hij de mijne vindt. En dan ontspant hij. En ik weet: dit is wat hij nodig heeft. Geen les. Geen opvoedtechniek. Maar gewoon: zijn moeder. De blik waarmee hij mij zoekt, bevestigt alles wat ik geloof. Die blik zegt: jij bent mijn thuishaven. En dat is het mooiste wat ik kan zijn. Troosten is geen luxe. Het is liefde in actie.

En nee, ik ben geen heilige

Ik ben moe, ik word ook weleens gek van het gehuil en gevecht. Maar ik kies er elke keer bewust voor om eerst te verbinden, en dan pas op te voeden. En als John daar moeite mee heeft? Dan mag hij dat vinden. Maar ik doe het op mijn manier. De moederlijke manier. Met armen die altijd openstaan. En een hart dat weigert hard te worden.

YASMINE

Ad

Reacties (1)

Deel je ervaringen en steun andere ouders die met vergelijkbare situaties te maken hebben.

Reactie plaatsen

Ad
M
Marja
29 juli 2025

“Echte mannen huilen niet” werd (en wordt) nog steeds door sommige- meestal vaders of opa’s – gezegd. Wat bereik je daarmee in het latere leven van zo’n kind? Dat hij emotioneel star is en weinig empathisch vermogen ontwikkelt. Met alle (nare) gevolgen van dien.