
Mirie: “Mijn dochter zei ineens: ‘Is ons gezin normaal?’, ze keek me niet echt aan, een lastige vraag dat voelde ze heel goed aan”
Wil jij ook niets missen van deze verhalen en artikelen?! Klik HIER om Kids&Kurken op Instagram en HIER om ons op Facebook te volgen
Ik haalde Kate op van school
Ze liep naast me zonder iets te zeggen, haar rugzak een klein stukje open, haar jas in haar hand in plaats van aan haar lijf. Lise, mijn andere dochter, dartelde ergens achter ons, zong een liedje over pannenkoeken of pizza, ik weet het niet meer precies. Mijn hoofd zat ergens anders. Bij Kate.
Ik ken haar stilte
Ze is niet van het babbelen, maar dit was anders. Niet stil van nadenken. Stil van ongemak. Pas toen we thuis waren, terwijl ik de post op het aanrecht legde en zij haar schoenen nog niet had uitgedaan, zei ze het. “Vandaag vroeg iemand of wij rijk zijn… Is ons gezin normaal?” Ze keek me niet aan toen ze het zei. Ze keek naar haar veters. Alsof het antwoord daar zat. Ik draaide me om, leunde tegen het aanrecht. “Wat heb je gezegd?” Ze haalde haar schouders op. “Ik wist het niet. Dus ik zei maar niks.”
Ik voelde iets in mijn buik bewegen
Een soort knoop van dingen die ik niet meteen kon benoemen: schaamte, verwarring, iets beschermends ook. Het zat me niet lekker. ’s Avonds lag ik op bed en dacht ik erover na. Ook aan ons huis. Onze tuin met dat dure fonteintje waar ik ooit per ongeluk op had geboden tijdens een veiling. De keukenkastjes die ik liet overspuiten in een kleur die ik in een tijdschrift had gezien. De vakanties. De nieuwe sneakers die Lise had gekregen omdat ze die écht nodig had voor gym, al had ze er al twee paar.
We hebben het goed
Misschien beter dan goed. Erg goed. Mijn man en ik werken hard, we verdienen ruim. En we spenderen ook ruim. Niet als trofee, niet om te showen – maar gewoon, omdat het kan. Omdat ik van mooie dingen hou. Omdat ik het vroeger niet had, en nu wel. Omdat ik wil dat mijn dochters zich gedragen als meisjes die mogen bestaan. Maar wat vertel je een kind van tien over geld?
De volgende ochtend zat Kate aan de ontbijttafel
Haar haar zat nog in een losse vlecht van gisteren. Ze roerde in haar yoghurt. “Mag ik iets vragen?” zei ik. Ze knikte, voorzichtig. “Dat meisje van gisteren – was het gemeen bedoeld?” Ze haalde haar schouders op. “Niet echt. Ze vroeg het gewoon.” Ze zuchtte. “Ik weet niet wat ik had moeten zeggen. Ja? Nee? Misschien?”
Ik keek haar aan
“Weet je, Kate… Rijk zijn betekent voor iedereen iets anders. Voor sommige mensen is rijk zijn: een groot huis. Voor anderen is het: een volle koelkast. Of een vader die thuis is.” Ze knikte, haar ogen nog steeds op haar lepel. “Ik vind ons rijk,” zei ik zacht. “Maar niet alleen omdat we spullen hebben. Omdat we samen zijn. Omdat we lachen. Omdat we het veilig hebben. Maar… ik snap ook dat anderen iets anders zien als ze naar ons kijken.” “Ze zei dat mijn jas duur was,” mompelde Kate. “En dat ik altijd nieuwe dingen heb.”

Dat klopte
Haar jas was duur. En ze had inderdaad vaak nieuwe dingen. Niet uit opschepperij, maar omdat ik het leuk vind om haar iets moois te geven. Omdat het kan. En ineens voelde dat als iets wat ik moest verdedigen. Later die week liep ik over het schoolplein. Moeders praatten in groepjes. Iemand had het over een midweekje Center Parcs. Iemand anders over de nieuwe iPad van haar zoon. En weer iemand over hoe duur de zwemles tegenwoordig was. Ik luisterde, zei niet veel.
Ik vroeg me af: praten zij er ook over thuis?
Over hoe “rijk” een ander is? Of hoe “minder rijk” ze zichzelf voelen? Ik dacht aan vroeger, aan mijn eigen jeugd. Mijn moeder die altijd met contant geld betaalde, want “dan weet je wat je hebt.” Mijn vader die hard werkte, maar altijd net te laat was met betalen van de schoolfoto’s. Wij waren niet arm, maar rijk was een ander leven. En ik keek ernaar met grote ogen.
En nu ben ik die ander
Zonder dat ik dat ooit echt gemerkt heb. Het ging geleidelijk. Eigenlijk voelde ik me niet anders. Een paar dagen later zat Kate op haar kamer, boeken om zich heen, een schrift open. “Ik moet een stukje schrijven over wie ik ben,” zei ze. “Voor school.” Ik ging naast haar zitten op bed. “Weet je al wat je wil zeggen?” Ze dacht even na. “Ik wil niet zeggen dat ik rijk ben. Maar ook niet dat ik het niet ben. Ik wil zeggen dat ik gewoon ben. En dat ik geluk heb.”
Ik voelde iets opborrelen
Ik ging haar helpen. “Dat klinkt als een heel mooi begin,” zei ik. Ze glimlachte. “En ik wil erbij zetten dat ik liever heb dat mensen vragen wat ik leuk vind, dan wat we hebben.” ’s Avonds vertelde ik het aan mijn man. Hij knikte. Hij begreep het meteen. “Misschien moeten we het daar vaker over hebben,” zei hij. “Niet alleen over wat we kopen, maar over wat het betekent.”
We hebben die avond gepraat
Over opvoeden zonder schuldgevoel. Over bewustzijn. Over hoe je kinderen kunt leren dat rijkdom in veel lagen zit. En dat je daar best trots op mag zijn, zonder dat het een muur wordt. En ik ben Mirie. Ik koop af en toe een jas voor mijn dochter van meer dan 150 euro. Ik bestel quinoa en truffelmayo zonder schuld. Maar ik ben ook degene die ’s avonds fluistert tegen haar kinderen dat geluk iets is wat je deelt. Geen bezit, maar beweging. Ik zeg ook dat gezondheid het allerrijkste is.
We zijn rijk, ja
Dat klopt. Zeker. Maar niet alleen in geld. In liefde. In gesprekken aan de keukentafel. In kinderen die nadenken over hun plek in de wereld. En als Kate morgen weer wordt gevraagd: “Zijn jullie rijk thuis?” hoop ik dat ze glimlacht en zegt: “Dat ligt eraan wat je bedoelt.”
MIRIE