
Astrid: “Tijdens de autoreis naar Frankrijk, sloeg het noodlot toe”
Lars en ik hadden maandenlang uitgekeken naar twee heerlijke weken in Zuid-Frankrijk, samen met onze kinderen Anne en Bob. De auto was nagekeken, de route zorgvuldig uitgestippeld, de dakkoffer zat strak dicht. We vertrokken op tijd, met genoeg snacks en spelletjes voor onderweg. Maar halverwege Frankrijk sloeg het noodlot toe: een klapband.
We vertrokken vroeg in de ochtend vanuit huis
Het was nog fris buiten. Lars had de avond ervoor de auto ingepakt, zodat we ’s ochtends alleen nog de kinderen hoefden wakker te maken, snel te ontbijten en te vertrekken. Anne zat achterin naast haar knuffelkonijn, Bob in zijn autostoel met een beker water en zijn favoriete speelgoedauto in de hand. Ik voelde me tevreden. Alles liep zoals gepland, zelfs het verkeer zat mee. We reden Nederland uit, België door, en voor we het wisten reden we in Frankrijk. De kinderen keken filmpjes, we praatten over waar we zouden stoppen voor lunch. Er hing een vakantiesfeer in de auto.
Het was ergens voorbij Reims dat ik het voelde: een trilling door de auto
In eerste instantie dacht ik dat het aan het wegdek lag, dat hebben Franse snelwegen soms. Lars keek even opzij naar me en zei: “Voel jij dat ook?” We reden nog een paar minuten door, maar de trilling werd erger. En toen kwam het geluid. Een dof, bonkend geluid, alsof er iets tegen de onderkant van de auto sloeg. Nog voor ik iets kon zeggen, trok Lars de auto naar de vluchtstrook. We stonden stil. Het bonken werd vervangen door een scherpe geur van rubber. Hij stapte uit en binnen tien seconden stond hij weer naast mijn raam. “Klapband,” zei hij, kort en zonder poespas.
Paniek en hitte
Op dat moment voelde ik mijn maag een beetje samenknijpen. Niet omdat een klapband zo dramatisch is, dat kan gebeuren, maar omdat we midden in Frankrijk stonden, langs een drukke weg, met vrachtwagens die vlak langs ons raasden. En de zon brandde inmiddels ongenadig. Anne vroeg zacht: “Gaan we nu niet meer op vakantie, mama?” Bob begreep er weinig van maar begon te jammeren omdat hij uit zijn stoeltje wilde. Ik probeerde rustig te blijven, hen gerust te stellen. “Papa gaat het maken,” zei ik, maar diep vanbinnen wist ik dat Lars nog nooit in zijn leven zelf een band had verwisseld. En dat dat ook niet ging gebeuren…
We belden de pechhulp
Terwijl Lars aan de telefoon hing, probeerde ik de kinderen bezig te houden met een kleurboek dat ik gelukkig in de tas had gestopt. Maar de vluchtstrook is geen plek waar je lang wilt staan. De minuten leken uren. Lars had ondertussen uitgelegd dat de pechhulp onderweg was, maar dat het minstens drie kwartier zou duren. Drie kwartier langs een snelweg voelt als een eeuwigheid, zeker met kinderen die om de vijf minuten vragen: “Zijn we er al?” Anne begon te klagen dat ze dorst had, Bob gooide zijn auto op de grond en begon te huilen. Ik voelde de stress in mijn schouders zitten, terwijl ik geforceerd probeerde te glimlachen.
Na 50 minuten zagen we eindelijk een geel busje in de verte
De monteur stapte uit, een vriendelijke Fransman met een zonnebril en een pet. Hij keek naar de auto, knikte begrijpend en zei iets in snel Frans waar ik maar de helft van verstond. Gelukkig sprak Lars voldoende om te begrijpen dat de band niet ter plekke gerepareerd kon worden. We zouden naar een garage moeten, een paar dorpen verderop. Hij bevestigde onze auto aan zijn takelwagen, en zo reden we, wij in de cabine bij hem, langzaam weg van de snelweg. Anne keek haar ogen uit naar alle wijngaarden, Bob viel gek genoeg in slaap. Ik voelde alleen maar frustratie. “Lekker begin van de reis…”
In het dorp aangekomen, werden we bij een kleine, stoffige garage afgezet
De monteur daar vertelde dat ze de juiste maat band niet op voorraad hadden. Ook dat nog… “Morgen pas,” zei hij. En dus stonden we daar, met onze zorgvuldig geplande reis ineens onderbroken door een onverwachte overnachting in een Franse plaats die we niet eens konden uitspreken. We vonden een klein hotelletje met twee kamertjes naast elkaar. Geen airco, wel krakende bedden. Lars probeerde het luchtig te houden: “Dit is ook een avontuur.” Ik glimlachte, maar in mijn hoofd zag ik onze reisschema’s verschuiven.
Opmerkelijk genoeg waren Anne en Bob totaal niet onder de indruk
Voor hen was dit gewoon een nieuw avontuur. Anne vond het hotel “leuk” en genoot van het kleine zwembad in de tuin. Bob rende vrolijk rond en maakte vrienden met een kat die daar rondliep. Ik keek naar hen en dacht: misschien moet ik ook wat meer zoals zij zijn: flexibel en blij met wat er wél is. ’s Avonds aten we pizza op het terras van een restaurantje om de hoek. De eigenaar sprak geen woord Engels, maar glimlachte breed naar de kinderen. Anne at haar hele kidspizza op, Bob viel halverwege met zijn hoofd op tafel in slaap.
De volgende ochtend werd de nieuwe band gemonteerd en konden we eindelijk verder
Het eerste uur was ik gespannen, ik lette op elk geluid, elke trilling, maar langzaam zakte de stress weg. De zon scheen, de kinderen zongen mee met de muziek, en het landschap werd steeds mooier. We kwamen een dag later aan op onze bestemming dan gepland, maar de opluchting om eindelijk op de camping te zijn, was groot. We zetten de tent op, haalden brood bij de bakker, en besloten de rest van de dag niets te doen behalve zwemmen.

WIST JE DIT?
Autoproblemen op vakantie
- Volgens ANWB-pechstatistieken (2024) is een klapband één van de tien meest voorkomende oorzaken van pech onderweg naar vakantiebestemmingen.
- Lange stukken rijden in warm weer vergroten de kans op bandproblemen door hogere spanning en temperatuur.
- Regelmatig controleren van bandenspanning en profiel kan het risico aanzienlijk verkleinen.
Nu we weer thuis zijn, is de klapband een verhaal dat we lachend vertellen
“Weet je nog dat we in dat dorpje gestrand waren?” zegt Lars dan. Maar op het moment zelf voelde het allesbehalve grappig.
ASTRID