
Esther: “Was ik maar nooit met mijn kind uit eten gegaan, moet ik de schade herstellen?”
Het leek me zó’n goed plan: op woensdag vroeg eten bij ons favoriete Thaise restaurant. “Low-key,” zei ik tegen mijn man. “We gaan op tijd, dan is het nog rustig.” Noa van 2,5 zit in een witte-rijst-en-loempiafase (ik noem het culinair minimalisme), dus dat zou geen obstakel zijn. Ik had zelfs een setje stickers in mijn tas. En natte doekjes. En een nood-appeltje. Ik was voorbereid — dacht ik.
De frons van de bediening sprak boekdelen
Binnen rook het naar kokos en limoenblad. Ook naar lichte paniek. De bediening wierp zo’n snelle scan onze kant op: kinderwagen? Nee. Kind? Ja. Peuter. “Ze is heel rustig,” flapte ik eruit, sneller dan mijn schaduw. Een frons en een strak glimlachje. “Hebben jullie misschien een kinderstoel?” vroeg ik hoopvol. “Nee, sorry, die hebben we niet.” Au. We werden naar een tafeltje midden in de looproute gezet, precies tussen keuken en bar. Krap, maar “doen we”, knikte ik stoer. Noa kreeg een gewone stoel waar ze half in wegzakte.
Een geschikte plek vinden was een uitdaging
De stoel was veel te hoog voor Noa. Ze hing scheef, armen over de tafel, voeten bungelend. Mijn knie fungeerde als extra leuning. De menukaart had de dikte van een atlas. “Rijst,” zei Noa tevreden. “En loepia.” We bestelden pad thai, curry en een schaal loempia’s “ook alstublieft snel” — een zin die ik nooit meer zó smekend wil uitspreken. De serveerster knikte begripvol en balanceerde al langs drie tafels met cocktails met bloemen. Noa reikte naar mijn waterglas. “Van mama,” zei ik. “Noa krijgt zo.” Een zuchtje woei over mijn linkerschouder: airco of oordeel, geen idee.

De volgende tegenslag…
Eerste tegenslag: de rijst kwam… in een porseleinen bakje dat zwaarder was dan Noa. Ze probeerde te scheppen, mikte op haar mond en raakte de rand. Plop. Een rijststerretje op haar jurkje. “Geeft niks,” fluisterde ik. Tweede tegenslag: de loempia’s waren knapperig-heet en Noa had de nuance wachten nog niet ontdekt. Ik blies en sneed en blies nog eens. Derde tegenslag: de ruimte. Elk stukje zitvlees protesteerde tegen de smalle spleet tussen stoel en tafel. Achter me tikte iemand zijn rug tegen mijn leuning. “Sorry!” Ik excuseerde me in het meervoud.
Noa wilde rondjes lopen
“Lopen?” vroeg Noa. Ze had netjes drie hapjes rijst op en vond dat nu het museumgedeelte van de avond kon beginnen. “Eerst zitten,” probeerde ik. “Eén rondje dan,” schipperde ik, zoals alleen vermoeide ouders kunnen. Geen slimte. Het restaurant was een slalom van dienbladen, serveersters met sprankelende glazen en stoelen die nét uitstaken. Ik zette Noa neer, hield haar hand — en plots voelde die hand als een zeepje. “Zelluf,” zei ze, en hup, één stap vooruit.
Het moment suprême gebeurde
Het ging in slow motion. Een serveerster kwam uit de bar met een dienblad vol drankjes: twee mojito’s met munt tot over de rand, een Singha-bier, een cola met ijs, en — natuurlijk — een kopje thee. Noa keek omhoog, zette nog een stap, en stootte met haar schouder tegen de elleboog van de serveerster. Een zacht “oh!” van haar, mijn “nee, nee, nee”, en toen het geluid van glas dat tikt, schuift, en besluit de zwaartekracht te respecteren. Het dienblad kantelde. De cola dook als eerste. De munt danste van tafel naar vloer. De thee koos mijn sandalen. Ik voelde het langs mijn tenen. De tijd stopte. Iemand riep: “Geeft niet!” Iemand anders: “Pas op!” Ik greep Noa op mijn heup. Zij keek beduusd. “Nat,” constateerde ze. Correct.
We kregen een andere plek aangeboden
De serveerster bleef opvallend kalm. “Alles oké?” vroeg ze, terwijl ze met een doekje de bar droogde. “Het spijt me zó,” zei ik, duizend keer kort achter elkaar. Noa legde haar hoofd op mijn schouder, nog steeds turend naar de oceaan van limoen en ijsblokjes. “We ruimen het op,” glimlachte de serveerster. “Zullen we jullie even op een andere plek zetten?” Ja. Graag. We verhuisden naar een hoek waar de stoelen wél wat beter stonden. De loempia’s kwamen opnieuw. Knapperig. Warm. Ik had geen eetlust meer.
Dit nooit meer!
We aten snel — efficiënt, noemde mijn man het. Noa lepelde haar rijst alsof er niets was gebeurd en zei af en toe “mmm”. Ik probeerde luchtig te kletsen, maar hoorde alleen mijn eigen hartslag. Bij het afrekenen fluisterde ik nogmaals sorry-sorry. De bediening bleef vriendelijk en professionele pokerfaces zijn ook een vorm van gastvrijheid. Buiten, in de frisse avondlucht, zei ik het hardop: “Dit nooit meer. Niet zó. Niet op dit tijdstip, niet zo krap, niet zonder escape-plan.”
ESTHER
Feitenkader: Tips voor uit eten met kinderen (2024/2025)
- Kies kindvriendelijke restaurants
Zoek vooraf of een restaurant kinderstoelen, ruimte voor kinderwagens en een kindermenu heeft. Veel restaurants vermelden dit online of op platforms zoals IENS/TheFork (2025). - Ga vroeg op de avond
Uit eten rond 17.00 of 17.30 uur is vaak rustiger en voorkomt dat kinderen te moe of overprikkeld raken (Voedingscentrum, 2025). - Neem vertrouwde snacks of vertrouwd speelgoed mee.
Een klein doosje rozijntjes, stickers of een kleurboek kan een wondermiddel zijn (American Academy of Pediatrics, 2024). - Plan korte rondjes buiten, niet in het restaurant
Peuters hebben beweegtijd nodig. Loop even voor of na het eten buiten, zodat ze minder snel willen rondlopen tussen de tafels (AAP, 2024). - Bestel snel iets bekends
Vraag of een gerecht eerder kan komen of bestel meteen iets wat je kind lust (zoals rijst, pasta of brood). Dit voorkomt hangerigheid en gedoe (Voedingscentrum, 2025). - Verlaag de verwachtingen
Zie het als training in tafelen: geen driegangendiner, maar een kortere zit. Houd rekening met 45–60 minuten als maximum voor peuters (AAP, 2024).