Borstvoeding gaf mij tranen van verdriet, het flesje gaf mij tranen van geluk

| ,

‘Geef je ook borstvoeding?’ Met één vraag was ons gesprekje veranderd van vrolijke vragen naar bezorgde bemoeizucht. Of lag dat toch echt aan mijn gevoel? Ik maakte even de klik in mijn hoofd en antwoordde vriendelijk dat ‘Lien niet echt interesse had’ in mijn borst. Understatement. Ik had flesjes kunnen vullen met tranen van ons beide. Toch antwoord ik luchtig, want ik wil niet toegeven dat ik echt wel belachelijk hard geprobeerd heb. Ik had namelijk nog niet goed ingeschat in welke categorie de dame tegenover mij hoorde. In kamp ‘heb je het wel eens ondersteboven hangend van het klimrek geprobeerd’ of in team ‘is een flesje niet goed genoeg voor jullie’?

Natuurlijk zat het in mijn hoofd. Want het was toch ikzelf die het zo verdrietig vond dat de borstvoeding niet gelukt was? De samenleving heeft daar toch geen mening over? Toch? De vroedvrouw vond het prima: ‘Want ik had toch hard geprobeerd?’. En alleen al daarin zat naar mijn gevoel een waardeoordeel. Want wat als ik niet hard ‘geprobeerd’ had? Als ik gewoon van tevoren al besloten had dat flesjes fijn zouden zijn? Mocht de algemene opinie het dan wel lichtjes sneu vinden voor mijn dochter? Nee toch? 

Onze Lien was zo stik kapot van haar nul-de verjaardagsfeestje (zeg je dat zo?) dat aanhappen aan de borst de eerste dagen geen optie was. Volgens het ziekenhuis. Flesjes dan maar? Prima, vonden wij. Komt goed. Maar we zouden wel graag nog de borst proberen ook. Oh ok, dan zijn spuitjes beter. Dus hop, mini baby kreeg spuitjes gevuld met mama’s melk. Ik kon tegen dag drie mijn eigen milkshake stand wel uitbaten en ook Lien was weer op krachten, dus dachten we dat het wel fijn zou zijn haar nog eens aan de borst te leggen. Ik verlangde naar de intimiteit van het voeden en was het kolven al wat beu, ook al was mijn opbrengst geweldig en vulden we de ziekenhuis diepvries vlotjes. In het ziekenhuis lukte bij mij drinken voor geen meter. Lien leek zodanig overstuur te raken van het voeden dat we na een aantal minuten steeds moesten overschakelen op flesjes. Geen enkele drukke verpleegster had ooit meer tijd dan dat. Google raadplegen dan maar, vanuit mijn ziekenhuisbed: rugbyhouding, tepelhoedje op, blote borsten stimulerend masseren … mijn zoekgeschiedenis leek op die van de gemiddelde puber jongen. Niets werkte.

Na vijf dagen kwam Lien met ons mee naar huis. Ik hoopte op een nieuwe start, want er is toch weinig intiems aan borstvoeding als je eerst aan de melkmachine moet met je plofborsten. Thuis hadden we ondersteuning van onze vroedvrouwen. En dat was geweldig. Zij hadden de tijd om met ons te babbelen en om Lien een handje te helpen. Geen enkele keer werd de vraag gesteld waarom ik nog door klooide met kolven en flesjes. Ik werd warm ondersteund en erkend in het alles overweldigende van exclusief kolven en de druk die het legt op je kraamweek. Ik mocht ‘s avonds sms’en als het niet lukte en ze kwamen ook graag op zaterdag even langs. Dit moest opgelost worden. Ze zouden me helpen en het zou lukken. Elke keer als ze er waren, was er tijd voor een rustig borstmoment. Maar dat was buiten Lientje gerekend. Het lukte niet. En ik was moe. Ik had op die eerste twee weken maar vier keer een fles kunnen geven aan mijn kersvers kindje, want ja, je moet natuurlijk acht keer per dag kolven én acht keer per dag voeden. Toen Maarten vroeg wat voor mij de definitie was van het voornemen ‘als het niet lukt doen we gewoon flesjes’, moest ik toegeven dat ik daar al lang voorbij was. Dit lukte mij niet. Dit lukte Lien niet. Toen de vroedvrouw die dag mijn gigantische borstontsteking kwam behandelen (dat vind je natuurlijk nooit in die zoekgeschiedenis bij die puberjongens) gaf ik het luidop op. In tranen van verdriet. Die avond gaf ik een flesje, in tranen van geluk. 

En ja, ik ben nog steeds gevoelig aan dat waardeoordeel rond borstvoeding. Mijn diepvries zit nog steeds vol melk want een paar dagen na het stoppen, ontdekten we dat kleine meid een koemelkallergie had en ik moest nog vier weken afbouwen met kolven omwille van mijn overenthousiaste boezem. Ik heb nog geen enkel flesje weg gegooid, en dus zie ik nog soms erg tastbaar, een herinnering staan aan die hallucinante kraamweken als ik naar een diepvriespizza met koemelkeiwit grijp. Misschien maak ik er wel een mooi juweeltje van. Want wat is het toch knap, wat je lichaam kan – ook al loopt het allemaal niet vlot. 

HELEEN

Plaats een reactie