Anne geeft borstvoeding, maar is een zombie, is een blije moeder ook niet wat waard?!

| , ,

Na een mentaal loodzware zwangerschap, mochten wij na exact 41 weken eindelijk ons lieve zoontje welkom heten in de wereld. De bevalling zou ik zo overdoen. Die elf minuten persen waren wel te overzien! En dat gevoel dat je baby uit je komt glibberen, is gewoon niet te beschrijven! ‘Hoe kan dit?!’, riep ik naar mijn man, terwijl ons zoontje op mijn borst werd gelegd en ik helemaal ondersteboven was van de moedergevoelens die in me naar bovenkwamen. De liefde voor ons kindje was tijdens de zwangerschap al groot, maar was nu helemaal onbeschrijfelijk. Hoewel de bevalling spoedig en snel was verlopen merkte ik toch, toen de adrenaline was uitgewerkt, dat ik uitgeput was. Ik moest nodig mijn energievoorraadje aanvullen, na het (toch wel) natuurgeweld wat me was overkomen. 

En toen was daar ineens borstvoeding. Wat een rollercoaster is dat hele borstvoeding verhaal! Aanleggen en oefenen met drinken. Rugbyhouding of madonnahouding? Wel of geen voedingskussen? Wel of geen tepelhoedje? Iedere drie uur wakker maken voor een voeding. En dan die verdraaide stuwing die op dag drie om het hoekje komt kijken. Mijn man grapte gekscherend: ‘Mijn gebeden zijn verhoord!’, terwijl hij naar mijn harde Pamela Anderson rondingen keek. Ik kon alleen maar janken van de pijn. En dat deed ik dan ook. Eindeloos masseren onder de douche en warmte- en koelte kompressen er tegenaan houden om de melkklieren te doen slinken, waren onderdeel van het dagvullende programma.

Na die stuwing was één ding zeker: de melk was goed op gang! De doorweekte zoogkompressen en stralen melk die bij het kleinste beetje oxytocine naar buiten werden gespoten, logen er niet om. Hoe kon het dan dat ik een aantal weken later nog steeds zo’n beetje iedere 2,5 uur moest voeden? Kreeg die kleine man wel genoeg? De weegschaal van het consultatiebureau tijdens het wekelijkse weeguurtje gaf antwoord: onze kleine groeide als een speer. Maar blijkbaar wel door steeds wat kleinere beetjes te drinken. Lekker dan…

Wat doe je als je fysiek en mentaal helemaal bent uitgeput? Ga je dan nog door met borstvoeding geven? Mijn zoontje was nog zo klein, hij had mij en mijn borsten toch gewoon nodig? En wat moesten andere moeders wel niet denken als we over zouden gaan op de flesvoeding? Dit is een kleine greep uit de vragen die ik mezelf een aantal weken lang herhaaldelijk stelde. Ik ging heen en weer in mijn gedachten. Enerzijds voelde ik de verantwoordelijkheid om mijn zoontje het beste te geven, en dat was borstvoeding, daar was ik van overtuigd. Anderzijds wilde ik ook een blije mama zijn voor hem. Maar zoals ik me voelde nadat ik al een aantal weken borstvoeding had gegeven, was dat allesbehalve blij. Ik voelde me een wrak door het slaapgebrek. Natuurlijk genoot ik intens van de newborn die mijn (en ons) hele leven op zijn kop had gezet. Het was – en is nog steeds! – een voorbeeldige baby, die lekker wilde kroelen en knuffelen en verder heel makkelijk was. Zelfs de voedingsmomenten op zichzelf vond ik een prachtige belevenis, zo’n klein hummeltje dat zo intiem bij jou drinkt. Ondanks al deze mooie gevoelens, was ik uitgeput en voelde ik me down. Op een gegeven moment kón ik niet meer. Ik besloot op een dag, na al meerdere pogingen om overdag te slapen, om extra vroeg naar bed te gaan: om 18.30 uur. Helaas lukte het niet om in slaap te vallen. Mijn ogen bleven over de wekker glijden terwijl ik ondertussen steeds uitrekende hoe lang ik nog had om te slapen tot de volgende voeding. Zonder dat ik ook maar wat had geslapen, diende het volgende voedingsmoment zich inmiddels alweer aan. En zo ging het voor mijn gevoel steeds opnieuw, gedurende de hele nacht. Jammerend tegen mijn man liep ik rond middernacht de woonkamer binnen (mijn man werkt voor zichzelf en hij vindt het heerlijk om ’s avonds laat nog te werken). ‘Ik kan niet slaaaaapen,’ huilde ik. Hij kalmeerde me wat en pepte me wat op, waarna ik mijn bed voor de zoveelste keer instapte. Het riedeltje begon echter weer van voren af aan, waarbij mijn wekker en mijn eigen gedachten mijn grootste vijand vormden.

De dag daarop voelde ik me een zombie, nog meer dan anders. Ik deed de dingen die ik moest doen, zorgde voor mijn zoontje, kroelde uitgebreid met hem en als hij sliep probeerde ik ook bij te slapen. Met de nadruk op ‘probeerde’, want ook dat lukte niet. Ik besloot dat ik die avond weer op tijd naar bed zou gaan. Eenmaal in bed bekroop me een angstig gevoel: wat nu als het vannacht weer zo’n drama zou worden en ik tussen de voedingen door niet zou kunnen slapen? Daadkrachtig besloot ik dat ik dat niet mocht denken en dat ik gewoon lekker moest gaan slapen. Maar nu had ik voor mezelf een ‘denk niet aan de roze olifant’ situatie gecreëerd, waarbij ik alleen nog maar kon denken aan het feit dat ik echt moest slapen. Het gevolg: weer een nacht grotendeels wakkerliggen. Het lukte me gewoon niet om in slaap te vallen. Na deze twee nachten was ik er klaar mee. ‘We gaan over op de fles,’ riep ik gefrustreerd en vastberaden naar mijn man. Ik verwachtte weerstand, want in de weken ervoor gaf hij aan dat hij het beste wilde voor onze zoon (kortom: borstvoeding) als ik vroeg naar hoe hij tegenover flesvoeding stond. ‘Geef jij het dan lekker, dan kan ik tenminste slapen’, dacht ik weleens, waarna ik in mijn zelfmedelijden coconnetje wilde zakken. Na de twee slapeloze nachten was mijn man echter overstag gegaan. ‘Prima,’ zei hij even vastberaden als ik. Hij was zijn jammerende zombie-vrouw waarschijnlijk ook lichtelijk zat.

Diezelfde dag hing ik nog met het consultatiebureau aan de telefoon voor een goed afbouwschema. Ook van hen had ik het aanprijzen van borstvoeding verwacht, of beter gezegd: het naar beneden halen van de flesvoeding. Niets was minder waar: de verpleegkundige aan de andere kant van de lijn zei dat ze het dapper vond dat ik besloot om te gaan afbouwen. ‘Een blije mama is ook wat waard,’ zei ze. Dat vond ik nou ook. Met een goed afbouwschema op zak, wandelden mijn man en ik met de wandelwagen naar de drogist voor wat potten flesvoeding. We zouden diezelfde dag nog één voeding gaan vervangen door de fles, als het aan mij lag. Het mandje hadden we volgestouwd met flessen en alle toebehoren én vier verpakkingen standaard flesvoeding. Bij de kassa werden we raar aangekeken. Blijkbaar mochten we maar twee verpakkingen flesvoeding aanschaffen. Wisten wij veel. En nee, we hadden het kleine briefje met minuscule lettertype helemaal bovenaan het schap, waarop blijkbaar stond dat je niet meer dan twee verpakkingen mocht kopen, niet gezien. ‘Doe er dan maar twee,’ zeiden we tegen de caissière. Ze keek wat bedenkelijk en stak van wal met een enigszins belerende toon: ‘Ik vind het sowieso een beetje gek dat je vier verpakkingen zou willen, terwijl je nog niet eens weet of jullie kleine dit wel wil drinken. Misschien weigert hij dit wel.’ Ik keek haar verbluft aan terwijl de hormonen en het slaapgebrek hun werk deden. Als kwetsbare, nieuwe mama die net besloten heeft om over te gaan op flesvoeding, terwijl ze zich al die tijd heeft voorgenomen om zes maanden borstvoeding te geven, zat ik er niet op te wachten om van een onbekende te horen dat ik door moest gaan met borstvoeding, omdat mijn zoontje wellicht de fles zou weigeren. ‘Ik bepaal als moeder zelf wel wat hij te drinken krijgt, hij heeft nog niet zoveel te willen.’ snauwde ik. Ondertussen keek een wat oudere dame in de wagen waar onze kleine man nietsvermoedend heerlijk lag te slapen en complimenteerde ons met zo’n mooi kindje. Nog hoog in mijn adrenaline, bedankte ik haar en richtte mijn aandacht vervolgens weer op de belerende dame tegenover mij. Ze werd wat vriendelijker en begon uit te leggen dat we beter met hypoallergene voeding konden beginnen, vanwege de geknipte eiwitten waardoor de kleine man minder kans had op een koemelkallergie. Van daaruit kon je dan altijd nog over naar de standaard voeding, maar andersom kon dat niet. Ze legde uit dat ze met het weigeren van de fles bedoelde dat hij wellicht slecht zou reageren op de standaard voeding. Nou, fijn dat dat ook weer duidelijk was (Achteraf hadden we gewoon de standaard voeding kunnen kiezen volgens het consultatiebureau, maar dat terzijde). We wisselden de twee standaard potten om voor hypoallergene voeding, rekenden af en zo begon ons nieuwe avontuur.

Inmiddels krijgt onze zoon al drieënhalve maand flesvoeding en hij gaat er goed op. De bangmakerij over dat kindjes die flesvoeding krijgen, vaker ziek zijn en minder weerstand hebben, hebben we naast ons neergelegd, ook omdat we daar zelf niets van merken. Ik slaap weer nachten van zo’n acht uur, waardoor ik overdag voldoende energie heb om lekker met ons schatje te spelen, te wandelen en ook daadwerkelijk te genieten. Is dit een blog om flesvoeding aan te prijzen en borstvoeding naar beneden te halen? Nee, zo heb ik het absoluut niet bedoeld. Als ik beter in mijn vel had gezeten en beter tegen slaapgebrek had gekund, had ik graag zes maanden lang borstvoeding gegeven. Maar zo was het nu eenmaal niet. Wellicht, ooit op een dag, bij ons tweede kindje dat ik het wel trek. Wat ik wel met dit blog wil illustreren, lieve mama’s, is dat we beter kunnen stoppen om elkaar te veroordelen om de keuzes die we maken met onze moederharten. We willen allemaal het beste voor ons kindje en soms is dat gezien de omstandigheden gewoon flesvoeding! Want zoals de verpleegkundige van het consultatiebureau tegen mij zei: een blije mama is ook wat waard!

ANNA (klik hier voor haar Instagram)