
Lana: “‘Waarom kreeg alleen ik geen cadeau?’, vroeg mijn zoontje, ik voelde een brok ik mijn keel, hoe kon iemand dit een jong kind aandoen?”
We waren aan de late kant
Ik had mezelf nog zo voorgenomen om op tijd te vertrekken, maar tegen de tijd dat ik eindelijk iedereen zijn sokken, schoenen, drinkfles en lievelingsknuffel had gegeven, moest ik al gaan rennen. Drie kinderen naar de tandarts krijgen is sowieso al een onderneming. Zeker op woensdagmiddag, net na school. Maar ik dacht: we gaan het gewoon doen. Even tanden laten checken.
In de wachtkamer ging het nog prima
Leonie (10) zat met haar neus in haar boek. Ze las de boeken van Dolfje Weerwolfje alsof het haar ademhaling was: constant, nodig, niet te onderbreken. Antony (8) had een zenuwachtig tikje in zijn knie. “Wat gaan ze ook alweer doen?” vroeg hij. “Alleen kijken, lieverd,” zei ik. “Met dat spiegeltje kijken ze of alles er nog goed uitziet.” Rian (5) was vooral bezig met het speelgoedbakje in de hoek. Hij had binnen een minuut alle auto’s eruit gegooid en begon ermee te racen over de vloer. Toen de deur openging en de assistente riep: “Lana met de kinderen?”, schoten ze alledrie tegelijk overeind. Ze stormden de kamer in.
We kwamen binnen in kamer drie, die rook naar menthol
Het viel me direct op dat het niet onze vaste tandarts was. Normaal zagen we Erica – een warme vrouw met geduld en een grapje voor elk kind. Altijd een compliment, zelfs als er een gaatje zat. Maar vandaag zat er een man. Strak wit jasje, bril op het puntje van zijn neus, mondkapje op. Ik twijfelde nog even of ik het moest vragen. “Bent u nieuw hier?” Maar hij stelde zich niet voor. Geen: “Hallo, ik ben dokter Weetikveelwie, ik val vandaag in.” Niks.
We namen plaats
De kinderen gingen zitten alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Maar ik voelde wat onrust. Ik wilde weten wie deze man was. Of hij het begreep – hoe je met kinderen omgaat. Niet elke tandarts weet dat. Niet elke tandarts snapt dat kinderen geen mini-volwassenen zijn. Ze hebben zachtere woorden nodig. Iets luchtigs. Iets geruststellends. De tandarts was een man van in de vijftig, grijze randjes bij zijn slapen, een soort norsheid die ik probeerde te negeren. Hij droeg een blauw mondkapje en zei niet veel. Geen ‘Hoi kinderen!’ of ‘Wat leuk dat jullie er zijn’. Gewoon: “Wie als eerste?”
Leonie keek mij aan
“Ik wil wel eerst hoor,” zei ze uiteindelijk, een beetje stoer. Ze klom in de stoel. De tandarts deed zijn werk – zaklamp in haar mond, haakje erbij. “Ziet er goed uit,” zei hij. “Geen bijzonderheden.” Dat was fijn. “Wil je een cadeautje uit de grabbel-la?” vroeg de assistente. Leonie glimlachte, maar schudde haar hoofd. “Ik ben daar echt te oud voor,” zei ze. En ik voelde een steekje. Omdat het waar was. Ze begon ineens zo groot te worden.

Daarna was Antony aan de beurt
Hij klom iets minder zeker in de stoel. Zijn handen hield hij strak over elkaar, alsof hij zich schrap zette, op zijn schoot. Antony was altijd een beetje gevoelig. Niet bang, maar wel snel onder de indruk. De tandarts begon zijn controle. “Mond open.” Spiegeltje erin. Even met zo’n haakje prikken. Antony kneep zijn ogen dicht. “Hm,” bromde de tandarts. “Hier zit een gaatje.” Mijn maag trok een beetje samen. “Een gaatje?” herhaalde ik. “Ja. Hier linksboven. Hij moet echt beter poetsen. Vooral achterin.” Ik slikte. “Maar we poetsen altijd samen. Ik let er echt op. Twee keer per dag, minstens twee minuten. Hij heeft gevoelige tanden, dat zei de vorige keer…” “Dan moet hij nóg beter poetsen,” onderbrak hij me. “Er is echt geen excuus voor gaatjes. Dat komt gewoon door plak.” De tandarts hoefde maar eventjes oppervlakkig te boren. Anthony mocht zijn hand op steken, als het pijn deed. Dat dan weer wel.
Antony keek me triest aan vanuit de tandartsstoel
Zijn ogen waren vochtig. Ik wist dat hij zich schaamde. Alsof hij iets fout had gedaan. Alsof hij een onvoldoende had gekregen terwijl hij zo zijn best had gedaan. Toen kwam het moment. Dat akelige moment. De assistente vroeg, zoals altijd: “Wil jij ook iets uit de grabbel-la?” De tandarts onderbrak haar. “Voor jou duidelijk geen cadeautje. Jij hebt gaatjes.” De assistent vond dat normaal. Ze ging weer verder met spulletjes wegzetten en omwisselen.
Het werd stil bij ons
Even dacht ik dat ik het verkeerd had verstaan. Maar Antony verstarde. Zijn handen lagen nog steeds op zijn schoot, maar zijn blik was duidelijk. Het was alsof hij zich inhoudt om niet te huilen. Een drempel, een brok, een muur die op instorten stond. Ik voelde al het bloed naar mijn hoofd stijgen. Ik wilde iets zeggen. Echt waar. Maar er kwam niets. “Kom maar hoor,” zei ik zacht. “Je hebt het hartstikke goed gedaan.” Antony gleed teleurgesteld van de stoel. Zijn hoofd een beetje gebogen. Geen sticker, geen ringetje, geen miniatuurautootje. Alleen de wetenschap dat er een gaatje zat. En dat het zijn schuld was.
En toen was Rian aan de beurt
Hij huppelde naar de stoel alsof hij op een springkussen klom. “Gaat u in mijn mond kijken?” vroeg hij enthousiast. De tandarts knikte alleen maar. Geen glimlach. Geen grapje. Wat een zak. Rian hield zijn mond open. Geen kik, geen traan. En alles was goed. “Netjes,” zei de tandarts. “Zo moet het.” Rian straalde. “Mag ik een cadeautje?”. “Jij wel,” zei de tandarts nadrukkelijk. We voelden zo met Anthony mee. Het gele gezin.
Antony keek toe
Hij keek hoe zijn broertje graaide in de grabbel-la, met beide handen. Hij koos een plastic tolletje met knalrode strepen. “Kijk mama!” riep hij. “Deze!” Ik glimlachte, maar ik voelde mijn ogen prikken. Naast me stond Antony, stil. Hij leunde op mij. Zijn schouders een beetje opgetrokken. Geen woord meer gezegd sinds de stoel. Ik wilde zeggen dat het niet eerlijk was. Dat hij ook een cadeautje verdiende. Dat een gaatje niet betekent dat je slecht bent. Of dom. Of slordig. Maar ik voelde me zo overvallen. Alles ging zo snel.
We liepen het gebouw uit
Rian huppelde nog steeds. Leonie had haar boek in haar hand. Antony liep naast me. Zijn hand in de mijne. Klam en stil. In de auto wilde ik het goedmaken. “We gaan nog steeds een ijsje halen, hè?” zei ik. “Dat hadden we afgesproken.” Antony knikte, maar het was plichtmatig. Ik wist dat hij liever wilde dat de tandarts gewoon iets aardigs had gezegd. Iets eenvoudigs als: “Jammer van dat gaatje. Volgende keer beter.” Of gewoon: “Goed geprobeerd, jongen.” In plaats daarvan had hij een stempel gekregen. Geen cadeautje. Geen beloning. En ik had hem niet verdedigd.
Het zat me niet lekker
Die avond, na het eten, zat ik op de bank. Antony was in bad geweest en zat in zijn pyjama op de grond te kleuren. Zijn tolletje draaide af en toe nog rondjes op tafel. Van Rian. Mijn kinderen deelden hun speelgoed met elkaar. Gelukkig. “Wil je ook kleuren?” vroeg ik hem. “Nee,” zei hij zacht. “Ik ben moe.” Ik voelde een brok in mijn keel. Ik ging naast hem zitten. “Je was vandaag heel dapper bij de andarts,” zei ik. Hij haalde zijn schouders op. Alsof hij het niet geloofde. “Je hebt niks verkeerd gedaan, lieverd. Echt niet. Sommige mensen krijgen gewoon sneller gaatjes. Dat is niet eerlijk, maar het is wel zo.” Hij keek hij me aan. “Waarom mocht ik dan geen cadeautje?”
En ik wist het niet
Ik stamelde iets over dat de tandarts misschien even streng deed. Dat hij het goed bedoelde. Dat hij wil dat we extra goed poetsen. Maar dat was allemaal ruis. Geen echt antwoord. Geen troost. Want ik wist: hij had een fout gemaakt. Niet Antony. De tandarts. En ik had niks gezegd. Had ik moeten ingrijpen? Achteraf dacht ik honderd dingen. Dat ik had moeten zeggen: “Dat bepaal ik, hij krijgt wél iets.” Of: “Lieve schat, kies maar gewoon wat uit, wat de tandarts ook zegt.” Of zelfs: “Sorry, maar dit is niet hoe je met kinderen omgaat.” Maar ik zei niks. Ik stond erbij. En keek ernaar. Omdat ik overrompeld was. Omdat het te snel ging. Omdat ik dacht dat ik het later wel kon goedmaken. Maar dat ene moment, daar in die stoel, met die blik van verdriet, dat krijg ik niet terug.
En ik dacht nog: onze vaste tandarts Erica had dit nooit zo gedaan
Zij had eerst Antony gerustgesteld. Had uitgelegd wat een gaatje is. Hoe dat soms gewoon pech is. Gevoelige tanden, zwakker glazuur. Ze had hem zéker niet zonder cadeautje laten vertrekken. Ze had gezegd: “Jij verdient er juist eentje. Omdat je zo dapper bleef zitten.” Maar hij – deze invaller, deze onbekende man met zijn gejaagde houding – die zag alleen tandplak en cijfers. Geen kind. Geen mensje met onzekerheid. Ik wilde niemand tot last zijn. Ik wilde snel, efficiënt, meegaand zijn. Dat is me gelukt. Maar Antony betaalde er de prijs voor.
Wat zouden jullie gedaan hebben, moeders? Ik hoor het graag.
DIT IS HET VERVOLG, WAT IK ALSNOG DEED
LANA