Mijn bevalling was begonnen, maar ik was 23 weken en 6 dagen zwanger

| ,

Mijn man en ik waren bijna twee jaar getrouwd, toen wij erachter kwamen dat ik zwanger was. Wat waren wij blij en dankbaar. Ik had bijna niks te klagen over mijn zwangerschap. Ik had alleen een hele lage bloeddruk en ik was erg moe. Met de 20 weken echo kwamen ze erachter dat ik één slagader had in mijn navelstreng, terwijl het er twee horen te zijn. Wij moesten een extra controle in het ziekenhuis laten doen door een gynaecoloog. Het kindje zag er goed uit. Er werden veel kindjes geboren waarvan één slagader in de navelstreng werd gemist. Dit stelde ons gerust. Tot 19 januari 2020 aanbrak…

Het was zondagmiddag en ik ging even een poosje naar bed. Ik werd om het half uur wakker van pijn in mijn buik. Ik wist niet wat het was. ‘s Avonds kwam de pijn om het kwartier. Eerst dacht ik dat het bandenpijn was. Toen het steeds heftiger werd en de pijn sneller op elkaar kwam, had ik het gevoel dat er iets niet klopte. Rond 21.00 uur zei mijn man dat ik de verloskundige moest bellen. Zij gaf het advies om paracetamol te nemen, maar dit had ik allang gedaan. Hierna moest ik een half uur in bad gaan zitten. Het warme water ving de pijn op, maar het ging niet over. Toen ik de verloskundige weer belde, vond zij het toch verstandig om even langs te komen. Ze luisterde naar het hartje en dat klonk nog heel goed. Toen ze inwendig onderzoek deed, kwam ze erachter dat ik al 2 centimeter ontsluiting had. Mijn bevalling was begonnen. Ik was op dat moment 23 weken en 6 dagen zwanger. Er werd met spoed een ambulance gebeld. Voor de ambulance vertrok, luisterde ze weer naar het hartje en dat klonk nog steeds goed. Toen ze nogmaals inwendig onderzoek deed, had ik al 3 centimeter ontsluiting. In de ambulance kwamen de weeën om de 4 a 5 min.

We kwamen om 23:30 uur in het ziekenhuis RadboudUMC in Nijmegen aan. De onderzoeken begonnen gelijk. Er werd een bloedonderzoek gestart. Ik was over een half uur 24 weken zwanger en dan zou er een behandeling bedacht kunnen worden voor ons kindje. De uitslag was er snel. Het bleek dat ik een infectie had. Ik kreeg gelijk antibiotica en weeënremmers. Hierna kwam er een neonatoloog langs om ons uitleg te geven over de kansen van een kindje dat met 24 weken geboren wordt. Die hele nacht had ik nog steeds weeën. Tegen de ochtend vroeg ik aan een verpleegkundige of ik twee paracetamols mocht en dat om de 3 uur. Zo kon ik een spiegel opbouwen. Het gevolg was dat ik me eigenlijk best goed voelde. Om de zoveel uur kwamen de artsen bloed afnemen om de ontstekingswaardes te controleren. Overdag had ik niet heel veel weeën meer. Aan het einde van de middag kwam er een gynaecoloog bij ons voor een gesprek. Zij had geen goed bericht. De ontstekingswaardes bleven stijgen, ondanks de antibiotica. De artsen hadden het vermoeden dat de infectie al in mijn hele lichaam zat en waarschijnlijk ook al in mijn baarmoeder. Dus de vraag was, in hoeverre de infectie al bij onze dochter was. Wij werden voor de keus gesteld: doorgaan met de weeënremmers waardoor ik zelf in levensgevaar zou komen of stoppen met de remmers en starten met weeënopwekkers, zodat de kleine geboren zou worden. Eigenlijk hadden we geen échte keus. Ons werd ook verteld dat de kans heel groot was dat onze dochter ook een infectie had, waarmee haar overlevingskans heel klein was. De kans dat zij tijdens of kort na de bevalling zou overlijden, was heel groot. Omdat ik 24 weken zwanger was, kon een actieve behandeling bij onze dochter ingezet worden. Wij hadden de keus om haar een volledige behandeling te geven of dat zij bij mij op de borst werd gelegd en de artsen haar alleen comfortabel hielden. Wij hebben voor een volledige behandeling gekozen. Dit betekende dat er een neonatoloog, verschillende kinderartsen en verpleegkundigen klaar zouden staan om ons kindje gelijk op te vangen.

De weeënopwekkers werden via een infuus toegediend. Ik reageerde er heel snel op. Mijn ouders en schoonouders waren die avond bij ons. Dit voelde heel fijn. Vooral omdat wij niet wisten hoe het na de bevalling zou gaan. Ik heb de hele avond weeën gehad. Eigenlijk wilde de verloskundige dat mijn vliezen niet braken, want dan was de kans minder groot dat de infectie bij onze dochter zou komen. Rond half 12 braken toch de vliezen vanzelf. Uiteindelijk is onze dochter om 2.04 uur geboren. Ze werd gelijk in een plastic zakje gedaan om warm te blijven. Daarna werd ze naar het opnamekamertje naast de verloskamer gebracht. Mijn man ging gelijk mee, zo kon hij zien wat er allemaal gebeurde en kon hij dit daarna aan mij vertellen. Voor mij was het wachten op de placenta. Ze hadden al gezegd dat de kans heel klein was dat deze vanzelf zou komen. De verpleegkundige heeft mij hier twee keer medicatie voor gegeven. Uiteindelijk liet deze los. Toen er een echo gemaakt werd, zagen de artsen dat er nog een gedeelte van de placenta in mijn baarmoeder zat. Ik moest direct naar de OK. Na een kwartier wist ik nog steeds niet hoe het met ons kindje ging. Mijn man wist me wél te vertellen dat het een meisje was. We hebben haar Hannah genoemd. Ze ademde gelijk zelf, dus dat was een goede start. Ik heb drie uur moeten wachten op de operatie. Toen ik eenmaal op de OK kwam, dachten de artsen dat de ingreep snel klaar was. Helaas ben ik heel erg bloed gaan vloeien en heb ik daar ter plekke twee liter bloed verloren.

Toen ik op de uitslaapkamer lag, hoorde ik in de verte iemand mij feliciteren met mijn dochter. Ik werd hier erg emotioneel van. Door het kapje wat ik op kreeg voor de ingreep, had ik een hele droge keel. Mijn stem was helemaal verdwenen. En ik kon niets terug zeggen of vragen. Ik moest ijsjes eten. Ik kreeg in mijn ene hand een ijsje en in m’n andere hand een zakdoekje. De verpleegkundige zei: “Alsjeblieft, zo kan je even je neus snuiten!”. Ze liep gelijk weg en zou terug komen als ik mijn ijsje op had. Daar zat ik dan. Vier uur geleden had ik een dochter gekregen en ik had haar nog amper gezien. Geen verpleegkundige die even vijf minuten de tijd nam om mij te vertellen wat er gebeurd was. Toen ik weer op zaal kwam, moest ik gelijk een kwartier kolven. Daarna kreeg ik een boterham. Pas om 8 uur in de ochtend was het zo ver: ik kon voor het eerst naar mijn dochter. Ik bekeek haar goed. Ze was zó klein: 750 gram en 31 centimeter.

Onze rollercoaster begon. Hannah lag in een couveuse. We konden haar de eerste dagen alleen aanraken via een klein deurtje in de couveuse. De derde dag mocht ik haar voor het eerst op mijn borst. “Huid op huid contact is heel goed”, werd ons verteld. Dit mochten wij één keer per dag doen. Dit moest wel minimaal voor een uur, omdat het een hele belasting was voor Hannah. Door haar zolang vast te houden, deed zij hier in de loop van dat uur juist energie op. Ik voelde me de eerste dagen zo leeg. Ineens had ik mijn kindje niet meer bij me. Ik voelde geen getrappel meer in me buik. Het moment dat ik haar weer vast hield, voelde dan zo fijn. De dagen dat mijn man haar vast hield, mocht ik haar de hele dag niet meer vasthouden. Dan was ik gewoon jaloers dat hij haar had gevoeld en ik niet. Terwijl ik ook goed snapte dat het voor Hannah heel goed was als wij haar allebei vast hielden.

De vierde dag ging het iets minder met Hannah. Ze was erg onrustig. De artsen vonden het toch verstandig dat ze aan de beademing ging. Ze heeft hier ongeveer een week aan gelegen. Dat betekende dat wij haar die hele week ook niet mochten vasthouden. De verpleegkundigen konden wel de couveuselade uitschuiven, zodat wij Hannah beter konden zien en aanraken. Zo konden we iets meer knuffelen en kusjes geven. Na een week merkten de artsen dat haar lichaampje het beademingsbuisje ging afstoten. Toen kreeg ze de CPAP* weer. Het waren hele spannende weken. Elke dag beoordeelden ze hoeveel zuurstof Hannah nodig had en met welke druk. Ook schommelde haar bloedsuiker. De ene keer was het te laag en de andere keer was deze weer veel te hoog, dan kreeg ze een infuusje met insuline. Ze heeft in totaal enorm veel infuusjes gehad. In de eerste week zagen ze op de echo van haar hersenen dat ze een bloeding heeft gehad. Zover ze konden zien, had ze daar niets aan over gehouden. Iedere maandag werd er standaard bloed afgenomen om zo de bloedwaardes te controleren. Haar HB was wat aan de lage kant en daarom kreeg ze een bloedtransfusie. Ze heeft uiteindelijk drie keer een bloedtransfusie gehad. Haar situatie was nog steeds zorgelijk, maar wél stabiel.

Vrijdag 14 februari

Overdag was Hannah erg moe. Ze sliep dan ook veel. Toen wij ‘s avonds met bezoek bij haar wilden gaan kijken, zagen we dat er veel verpleegkundigen en artsen om haar bedje heen stonden. Wij besloten eerst zelf te gaan kijken. Toen wij aan kwamen lopen, schrokken we heel erg. De CPAP was van haar gezichtje af en ze lag onder de kap. Dat is een beademingsondersteuning die over de mond en het neusje valt. Zo kunnen de artsen extra zuurstof geven. Ze zag lijkbleek. We dachten echt dat ze niet meer bij zou komen, tot de arts plotseling zei: “Ze ademt weer zelf”. Het bleek dat er een slijmprop in haar keeltje zat die alles afsloot. Wat waren we opgelucht dat ze nog bij ons was. De artsen besloten om haar weer de CPAP te geven. Mocht het toch niet goed gaan, dan zou ze die avond weer een beademingsbuisje krijgen. Nadat wij én het bezoek naar huis gingen, werd ik al snel gebeld door de arts. “Hannah heeft weer zo’n heftig incident gehad”. Zij gaven aan dat het nu beter is om haar toch een beademingsbuisje te geven. Dit beademingsbuisje heeft ze ongeveer een week gehad. Ze leek er op een gegeven moment meer last van te hebben, dan gemak.

WORDT VANAVOND VERVOLGD….

JOANNE

Plaats een reactie