Maandag 21 augustus 2017, 9 uur in de ochtend. Ik hoor onze kater Sparerib miauwen. Vreemd, normaal gesproken lukt het niet meer om uit te slapen. Ik ben inmiddels 33 weken en 1 dag zwanger. Als ik uit mijn bed waggel, voel ik het water langs mijn benen stromen. Ik kijk naar beneden en zie een grote plas. Een Hollywood film zou er jaloers op zijn. Maar het is te vroeg, veel te vroeg nog! Snel ruk ik een paar handdoeken uit de kast en met een handdoek tussen mijn benen loop ik naar mijn telefoon. Ik bel John, mijn vriend, maar krijg hem niet te pakken. Shit! Snel bel ik de verloskamers van het ziekenhuis. Ik moet met spoed komen. Inmiddels had ik om de paar minuten flinke harde buiken. Als ik mezelf probeer aan te kleden, gutst het vruchtwater eruit. Er is geen houden aan. Snel probeer ik nogmaals John te bellen. Gelukkig, hij neemt op. Ik stamel: “Nu komen, mijn water is gebroken!”. Arme John, ik voel nog steeds de zorgen in zijn stem als ik eraan terug denk. In een recordtijd van tien minuten is hij thuis. De reeds gepakte vluchttas (tipje!) staat klaar en met een handdoek voor op de autostoel rijden we naar het ziekenhuis. Ik weet nog dat ik mezelf schaamde… Naar de verloskamers lopen terwijl je tot op je enkels nat bent. Zou iemand het zien? En zou iemand zien dat ik amper 34 weken zwanger ben?
Eenmaal op de verloskamers gaat het snel. Aan de CTG, er worden verschillende kweken afgenomen. De gynaecoloog komt langs. Er wordt me medegedeeld dat ik per direct opgenomen word. Er wordt een kuur gestart om infectiegevaar tegen te gaan, er zullen meerdere keren per dag controles worden gedaan. In het gunstigste geval word ik op 37 weken ingeleid. Maar we moesten er rekening mee houden dat we dat niet gingen halen. Mijn buik was inmiddels wat rustiger en ik werd verwezen naar een eigen kamer. Wat had ik een spijt dat ik mijn katjes niet extra had geknuffeld! Hoe lang zou ik haar niet kunnen zien? Ik wist dat ik op de beste plek was, maar wat wilde ik graag onze dochter nog lang in mij houden. Die middag werd de eerste van de twee shots longrijping gezet.
Na een dag was helaas mijn ontstekingswaarde in mijn bloed gestegen. Nog geen reden tot actie. Weer een dag later kampte ik met gevaarlijk lage bloeddruk (45/90), met een hoge hartslag. Mijn lichaam raakte op. Toen ik die ochtend flauwviel in de douche, werd er gesproken over een keizersnede. Want een kindje in een zwakke moeder, dat ging niet. Gelukkig knapte ik die dag nog wat op en ging het circus onveranderd verder. In de nacht van donderdag op vrijdag werd ik om 4 uur wakker. Exact om de 7 minuten had ik krampen. Na een half uur voorzichtig puffen, heb ik de verpleegkundige gebeld. Ik zei: “Uhm, ja, ik denk dat ik aan de slinger ben.”. Hup, weer aan de CTG. Ik heb om 6u15 John gebeld. Hij zei ook dat hij om 4 uur plotseling wakker was geworden. Bijzonder, niet? In de loop van de ochtend is hij naar het ziekenhuis gekomen. Na uren weeënstorm en niet op gang komende ontsluiting, is uiteindelijk na een hele pittige bevalling van 17 uur, op natuurlijke wijze, zonder pijnstilling, onze mooie Noor Elisabeth ter wereld gekomen, met een termijn van 33 weken en 5 dagen, en een gewicht van 2264 gram. “JAAAAA, DAAR IS ZE!!”, riep John.
Ik zal nooit meer vergeten dat er tijdens de laatste fase van de bevalling kinderartsen met een reanimatiekar binnen kwamen. “Voor het geval dat ze niet ademt”, zeiden ze. Maar Noor huilde, en hárd. Wat waren we daar blij om. Twee donkerbruine ogen keken mij aan. Ze mocht heel even op mijn buik. Welkom op deze wereld. Ik zal voor altijd van jou houden. En papa ook.
Noor werd na een paar minuten nagekeken door de kinderarts. Ze had een mooie APGAR, en mocht nog even bij ons. In de tussentijd was de verloskundige aan het duwen en trekken op mijn buik. De placenta zat vast. En ik bloedde nog steeds. Ik voelde me wazig. Ik kon niet bevatten wat er allemaal was gebeurd en nog steeds gebeurde. Noor moest naar de couveuseafdeling, en ik naar de OK. Die verdomde placenta weigerde er uit te komen. John wist niet wat hij moest doen. Ik vertelde dat hij met Noor mee moest. Ik redde me wel. John was bij Noor toen ze haar infusen en voedingssonde kreeg. Ademhalingsondersteuning was gelukkig niet nodig. Inmiddels lag ik op de operatiekamer, nadat ik de gynaecoloog voor “verrekte lul” uitmaakte, omdat hij zonder waarschuwing met zijn vuisten op mijn baarmoeder hing.
Maar liefst 3 uur later werd ik wakker. Ik voelde me verliefd, wazig en een beetje gek. Er zat een verpleegkundige naast mijn bed. “Niet schrikken,” zei ze, “Maar je hebt veel bloed verloren. Bijna 3 liter. Je had al geen bloeddruk meer.”. Ik zei daarop dat ik keelpijn had, en ik kreeg een raketje. God, wat kan je toch blij worden van een raketje. Haar woorden drongen maar amper door. Ik was net moeder geworden! Ik werd met mijn bedje naast de couveuse gereden. Even knuffelen met mijn dochter.
Na de bevalling heb ik een week in een rolstoel moeten zitten, zo bleek en fragiel als een paling. Ik weet hier weinig meer van. De gebeurtenissen vond ik erg heftig. Het erge bloedverlies zal er ongetwijfeld ook mee te maken hebben. Geen tijd voor mezelf, maar alle tijd voor Noor en kolven, kolven en kolven. SuperNoor, noemden we haar. Na vijf lange, vermoeiende weken mocht Noor mee naar huis. Enigszins getraumatiseerd door de couveuse-piepjes zoals ik ze noem. Noor had erg last van saturatiedips. Nog altijd staat het op mijn ogen gegrift hoe ze blauwpaars werd van het ademtekort. Meerdere keren per dag. Een slappe pop.
Eenmaal thuis huilde Noor veel. Bizar veel. Zestien-uur-per-dag-veel. Krijsen, schoppen, slaan. Ze had vuurrode wangen, ging flesweigeren op den duur, spuugde het maagzuur tot in haar oren, had altijd diarree. Ik vermoedde een koemelkallergie. Het gehuil maakte me een zombie. Werken kon ik niet, wilde ik niet, ik moest eerst Noor helpen. Ik leefde op koffie en stroopwafels. Helaas was er geen hulp voor ons. Artsen stuurden ons weg met de woorden dat het normaal is voor een prematuur kind om zoveel te huilen. Misschien had ze wel een draadje aan haar teen wat kriebelde. En ze zou wel huilen omdat ik eyeliner had, daar zou ze van schrikken. “Nou wat denk jij?! Dat ik TIJD heb om mezelf op te maken?! Zo zie ik er nu uit voor onze afspraak”, dacht ik. Maar na anderhalve maand kón ik niet meer. Noor werd opgenomen via het huilbaby protocol. Daar kregen we te horen dat ze een voorbeeldig kind is, wat graag drinkt en slaapt. Daar stonden we nogal van te kijken. Tot op de dag van vandaag twijfel ik stellig aan de betrouwbaarheid van die opname. Toen ik met de kinderarts een mogelijke allergie wilde bespreken, werd het al gauw weggewuifd. “Neuh, neuh, neuh, dat is het niet”. Ik wilde dit toch echt bespreken, maar toen werd me verweten dat het heel kwalijk was dat ik de expertise van de arts niet serieus nam. Hiervoor ben ik door vier “professionals” aangesproken en moest ik me verantwoorden waarom ik dacht dat ik zelf thuis weer voor Noor kon zorgen. Nog nooit heb ik me zo vernederd gevoeld, zelfs niet toen ik met mijn flamoes voor het halve ziekenhuispersoneel bloot lag.
Met enigszins goede moed gingen we na vijf dagen huiswaarts na deze opname. Noor bleek namelijk “gereset”, zoals dat heet bij het patroon doorbreken bij huilbaby’s. Maar het tegendeel was waar. Noor heeft tot en met haar zes maanden 16 uur per dag gekrijst. Ik miste ondertussen plukken haar op mijn hoofd. Ze trok die eruit uit frustratie als ik haar probeerde te troosten. Via het consultatiebureau kwam een mevrouw om te praten. Maar niemand was daarmee geholpen. Het valt ons op dat hulp bij een huilbaby vooral bedoeld is om de moeder erdoorheen te slepen. Want tja, papa is toch werken, en huilbaby’s bestaan nou eenmaal. Ik moest ook niet zenuwachtig zijn, want daar reageerde Noor op. “Houd jij je bek dicht”, dacht ik. Het is ANDERSOM. Ik had verdriet om Noor, Noor niet om mij. Iets moest haar toch wel dwarszitten?
Op eigen initiatief ben ik zelf met dieetvoeding bij koemelkallergie begonnen (pepti). Binnen een halve dag leek Noor op te knappen. Noor was inmiddels 6 maanden. Ze dronk haar flesjes zo goed als leeg, ik hoefde geen maagzuur meer uit haar oren te poetsen, ze huilde een stuk minder. Zwijgend keken John en ik elkaar aan. Toen ze met haar 9 maanden nog steeds 4 tot 10 uur per dag huilde, zijn we overgestapt op de Nutramigen. Tijdens een “bui” van Noor belde toevallig de consulatiebureau-arts om te vragen hoe het ging. Ze vond het niet meer normaal, en is meteen Nutramigen voor ons gaan regelen. Tot op de dag van vandaag ben ik haar dankbaar. Ze is de enige die écht naar ons heeft geluisterd. Eenmaal over op de Nutramigen, veranderde Noor compleet. Ze groeide en bloeide, haar ontwikkeling ging opeens razendsnel.
Inmiddels is Noor bijna 15 maanden, en rent ze het hele huis door. Zolang we er geen dierlijke melken in duwen, is het een heerlijk kind. Binnenkort sluit ik met de arts kort of er noodmedicatie nodig is voor Noor. Ze reageert niet anafylactisch, maar wel met erge benauwdheid en malaise. En binnenkort start ik met EMDR. Ik droom vaak dat Noor doodgaat in de couveuse, en ik wil me niet meer paniekerig voelen als Noor eens huilt. Ik noem het een litteken op een moederhart. I guess mommy is always right.
Lieve Noor,
Wilskrachtig kind,
Mama en papa zullen altijd voor jou blijven strijden.
LAURA