Ik had dood kunnen zijn

| ,

Dit is een minireeks en daarom fijn als je het vorige deel hebt gelezen.

Deel 1: Marieke zorgt voor haar baby van 4 weken, totdat zij wordt overvallen door een pijnscheut in haar rug

Ik bel de huisartsenpost op

Terwijl Jacob Thijs de fles geeft, zoek ik het nummer op van de huisartsenpost en het in op mijn telefoon. Nadat ik 10 minuten in de wacht sta, neemt er iemand op. De assistente vraagt wat het probleem is en ik som mijn klachten op. ‘Ik kan niet meer liggen op mijn rug of linkerzijde, diep ademhalen, zuchten en huilen. Als ik dat doe, ervaar ik een helse pijn.’ Ze tikt alles in. ‘Oké kom maar deze kant op, dan kan een huisarts naar je kijken’, zegt ze. We pakken de luiertas in met genoeg luiers en doekjes voor Thijs en voor de zekerheid nemen we een reservesetje kleding mee. Een half uur later komen we bij de huisartsenpost aan. De wachtkamer zit echt vol met mensen. Er zijn nog slechts twee stoelen over. Daar gaan we zitten. Thijs is ondertussen weer onrustig geworden en Jacob haalt hem uit de maxi cosi. Hij knuffelt met hem, terwijl ìk op dat moment met hem wil knuffelen. Ik merk dat ik jaloers ben. Ik weet niet meer hoe ik op mijn stoel kan zitten. Als ik tegen de leuning aan ga voel ik mijn rug, maar zo rechtop zitten zonder leuning is te vermoeiend. Ik wissel het maar een beetje af. Na een uur wachten wordt mijn naam geroepen door de huisarts. Ik loop achter hem aan. Thijs en Jacob blijven achter in de wachtkamer.

Ik moet naar de eerste hulp

Ik neem plaats op de stoel. Ik vermijd de leuning. De huisarts begint vragen aan mij te stellen. ‘Hoe lang heb je de pijn al? Ben je benauwd? Hoe gaat het ademhalen?’. Ik antwoord: ‘Ik ben volgens mij niet benauwd, het ademhalen gaat wel, maar niet als ik diep ademhaal. Pijn heb ik sinds gistermiddag.’ Na een paar onderzoeken, ook naar mijn longen, vermoedt hij dat er wat aan de hand is met mijn longen. Hij verwijst mij door naar de eerste hulp. Ik word nu toch echt bang. “Wat is er met mij aan de hand?”, denk ik als ik terug loop naar de wachtkamer. ‘Ik moet naar de eerste hulp toe. De huisarts vermoedt dat het met mijn longen te maken heeft. Wellicht een longontsteking’, zeg ik tegen Jacob. We pakken onze spullen en lopen door naar de eerste hulp, in dit geval een kwestie van een deur doorlopen.

De voorlopige diagnose

Jacob gaat snel heen en weer naar zijn huis. We hebben geen fles en voeding meegenomen. We hadden echt niet verwacht dat het zo lang zo duren, maar ondertussen is het al bijna 18.00 uur en tijd voor zijn fles. Thijs blijft bij mij in het ziekenhuis, omdat dit voor hem beter is. Als Jacob weg is komen er een arts en verpleegkundige langs bij mij in de kamer. Ze stellen mij dezelfde vragen die een uur geleden ook door de huisarts werden gesteld en ik geef weer dezelfde antwoorden. Ze luisteren naar mijn longen en ik krijg een hartfilmpje, standaard procedure. Ondertussen is Jacob weer terug en geeft hij Thijs de fles. Bij de eerste hulp ben je vooral bezig met wachten. Het is ondertussen al bijna 23.00 uur, ver voorbij de bedtijd van Thijs. De arts en verpleegkundige lopen weer onze kamer in. Ze vallen meteen met de deur in huis: ‘We vermoeden dat je een longontsteking of een longembolie hebt. Je moet in ieder geval de nacht blijven, zodat we morgen een CT-scan kunnen maken voor een zekere diagnose.’ Ik hoor de woorden dat ze vermoeden wat ik heb niet, ik hoor alleen de woorden: ‘Je moet in ieder geval de nacht blijven’ . Ik moet een nacht blijven, zonder Thijs. Hij moet mee naar het huis van Jacob. Jacob vraagt aan de verpleegkundige ‘Hoe laat is het bezoekuur morgen, zodat we kunnen komen?’ De verpleegkundige antwoord: ‘Het bezoekuur begint om 11 uur, dus dan zijn jullie weer welkom op de afdeling waar je vrouw naartoe gaat’. Van binnen moet ik daar toch even om grinniken, ‘je vrouw’, we laten het maar zo. Het is namelijk een ingewikkeld verhaal, lees dat HIER en HIER. Als de arts en verpleegkundige weg zijn, slaak ik een diepe zucht en zeg ik in tranen tegen Jacob: ‘Hoe ga ik dat doen, een hele nacht zonder Thijs?’

Afscheid van mijn baby’tje

Ik pak Thijs over van Jacob, zodat hij alle spullen in de tas kan doen voor mij. Ik overlaad Thijs met kusjes en geef hem een knuffel. Ik wil hem eigenlijk niet los laten en ik wil niet alleen achterblijven in het ziekenhuis, maar het moet. Met moeite leg ik hem in de maxi cosi als de verpleegkundige binnen komt rijden met een rolstoel. Ik neem plaats en bedenk me hoe gek dit is: vier weken geleden reed ik met een rolstoel uit het ziekenhuis en nu ga ik er juist naar toe. Bij de lift nemen we afscheid van elkaar. Terwijl de deuren langzaam dichtgaan, stromen de tranen over mijn wangen. Ik ga hem zo hard missen dat het pijn doet. De verpleegkundige rijdt mij naar de kamer. Ik vraag me af hoe ik in hemelsnaam in bed moet gaan liggen en slapen, ten eerste vanwege die vreselijke pijn in mijn rug, ten tweede vanwege mijn angst en ten derde omdat ik Thijs zo vreselijk veel mis. Dit wordt mijn eerste nacht zonder hem sinds zijn geboorte en morgen is hij precies één maand oud. Ik kan toch niet hier liggen, ik moet bij Thijs zijn. 

De eerste nacht zonder mijn kindje

Voor de pijn in mijn rug krijg ik tramadol. Het haalt de scherpe randjes weg van de pijn. Op mijn rug of linkerzijde kan ik nog steeds niet liggen, maar wel op mijn rechterzijde. Door het vele piekeren, de angstige gedachten en een snurkende kamergenoot lukt het mij niet goed om in slaap te vallen. Uiteindelijk val ik rond 1.00 uur in slaap om rond 5.30 weer wakker te schrikken. Ik app meteen naar Jacob: ‘Hoe is de nacht gegaan? Hoe gaat het met Thijs? Ik mis hem.’ Ik krijg al snel een appje terug van Jacob: ‘Alles is goed gegaan vannacht. Ik zorg dat ik er rond 11 uur ben.’ Om 9 uur krijg ik een CT-scan, deze is prima te doen. Ik ben snel weer terug op de kamer. Nu is het wachten op de uitslag. Om 11 uur komt Jacob binnen met Thijs. Hij geeft Thijs aan mij. Ik kan niet stoppen met kusjes geven en knuffelen. Het is zo fijn om hem weer vast te houden en zijn geur te ruiken. 

De uitslag

De arts komt mijn kamer binnen en zegt: ‘‘Het is overduidelijk, je hebt meerdere kleine bloedpropjes in je longen. Dit betekent dat je een longembolie hebt. Het is goed dat je het zo vroeg opmerkte, want een longembolie kan dodelijk zijn’. “Dodelijk”, dat is het enige wat ik op dat moment hoor. ‘Ik had dood kunnen gaan. Shit ik had gewoon dood kunnen gaan’, denk ik bij mezelf. De arts vertelt me dat ik minimaal één week in het ziekenhuis moet blijven. Ze gaan proberen of ik op de kraamafdeling kan liggen, zodat Thijs de hele dag bij mij kan blijven. Dit lukt niet, maar twee dagen later lig ik op een kamer op de longafdeling. Naast mij ligt een vrouw met een dochter van twee weken oud. Zij heeft een longontsteking en moet net als ik één week in het ziekenhuis blijven. Onze baby’s mogen na het ontbijt komen en moeten na het avondeten weer weg, zodat we in ieder geval wel een goede nachtrust hebben. Ik ben zo blij! Eindelijk heb ik Thijs weer om mij heen! In de week die volgt leer ik om mezelf te prikken met bloedverdunners. Ik zal deze twee weken moeten gebruiken. Het is niet fijn, maar alles om herhaling te voorkomen. Ik moet de komende zes maanden bloedverdunners gebruiken en mag nooit meer anticonceptie met hormonen gebruiken. Ik vind dit wel vervelend, maar het belangrijkste is dat ik nog leef.

In februari 2016 heb ik een nieuwe scan van mijn longen. Alles is weg en schoon. Ik mag stoppen met de bloedverdunners. Ik ben er erg blij, want het heeft een grote invloed op mijn leven. Ik zal bij een volgende zwangerschap meteen moeten beginnen met bloedverdunners en daar dan mee doorgaan tot zes weken na de bevalling. Alles om herhaling te voorkomen.

MARIEKE

1 gedachte over “Ik had dood kunnen zijn”

  1. Ik zit midden in dit traject, al begon het bij mij met een kuchje… gelukkig werd ik opgenomen op de kraamafdeling, zodat mijn zoontje van 2 weken bij mij kon blijven en mocht ik na 2 dagen naar huis.

    Beantwoorden

Plaats een reactie