De verpleegkundige wil pasgeboren Lou* onderzoeken, want ze vertrouwt het niet helemaal

| ,

Vera schrijft een minireeks op Kids en Kurken. Hieronder staat het eerst deel. Fijn, als je dat deelt kent, voordat je verder leest.

Deel 1: Tijdens de zwangerschap en bevalling van onze Lou* leek ze een kerngezonde baby

‘Goh, wat is ze lekker ontspannen he?! Een echte Indo. Hopelijk blijft ze zo’, zei ik lachend. Wij waren net bezig met het afronden van het Facetime gesprek met mijn ouders toen de verpleegkundige na 10 minuten weer binnen liep. Ze vroeg of zij Lou nog even mocht onderzoeken, want zij vertrouwde het niet helemaal. Mijn moeder vond dat wel een goed plan, omdat zij Lou een beetje blauw vond ogen. Ik maakte mij niet meteen zorgen, want Abel en Faas hadden precies dezelfde kleur na de geboorte. Stiekem zijn vers geperste baby’s eigenlijk gewoon nog niet zo mooi. Alles in de kreukels, het lichaampje onder de smerige smurrie en een gezichtje met opgezwollen oogjes. Kortom: mooi is anders. Ik, nog helemaal high van geluk en wellicht nog van wat restanten remifentanil in mijn bloed, liet de verpleegster Lou van mijn buik afhalen.

De verpleegkundige drukte gauw op de alarmbel

Zij brengt haar naar de tafel, jawel de tafel waar wij veel te lang bij stil hebben gestaan en die wij vast echt niet nodig zouden hebben. Zij drukt daar op een alarm en binnen 5 seconden staat het hele ziekenhuis in onze kraamkamer. De tafel werd omringd door 6 artsen vol adrenaline, die druk om Lou heen bewogen. Steef stond als versteend naast me en de artsen en verpleegkundigen zeiden dat hij erbij moest komen staan. Ondertussen was ik nog steeds heel kalm, in mijn bubbel en lag ik met een kleine glimlach op mijn gezicht dit tafereel te observeren. Ik was benieuwd wanneer zij eindelijk klaar waren en ik mijn meisje weer lekker mocht vasthouden. De artsen kwamen om de beurt naast mij zitten om te vertellen wat zij aan het doen waren bij Lou. Ik vond het vooral ongemakkelijk en dacht alleen maar: ‘Laat mij maar lekker liggen. Ik bekijk het wel van een afstandje”. Wel vroeg ik aan de volgende arts die bij mij aanschoof of dit iets was wat vaker voorkwam; opstartproblemen met ademen. De arts beaamde dit: ‘Ja hoor! Dit komt zeker wel eens vaker voor’. Kortom, het was niet iets om ons direct zorgen over te maken.

Het ging niet goed met Lou, maar dat besefte ik niet meteen

Lou werd met bedje en al meegenomen naar een andere kamer. Een kamer waar de ouders bij hun kindje konden liggen als het kindje high care nodig had. Stephan ging met haar mee en ik maakte mij klaar om te gaan douchen. Een hele opgave zo na een bevalling: uit bed komen, naar de douche strompelen, wassen, afdrogen, aankleden, logisch nadenken. Alles ging in slow motion. Toen wij al onze spullen verzameld hadden, reed de verpleegkundigen mij naar de kamer waar Stephan, Lou en al haar artsen zich naartoe hadden verplaatst. Met enige moeite stond ik op uit de rolstoel en werd ik aangemoedigd om bij Lou te kijken, dus deed ik dat maar. Ik zag een baby met allemaal snoeren en draden. Het enige wat ik op dat moment voelde was dat daar dus een baby in lag en dat ik als de bliksem moest gaan zitten óf liggen voordat al mijn organen via mijn onderkantje naar beneden kwamen. Deze baby had zomaar een willekeurige baby kunnen zijn. Het voelde niet als mijn baby. Wat gebeurde er toch allemaal? Ik stond erbij en keek ernaar. Ik wist niet wat ik moest voelen. Hoe ik moest reageren. Gezicht op standje emotieloos, want wat moest ik hier nu mee? Stephan aan de andere kant, leek heel goed te beseffen wat er aan de hand was en leek ook al te weten dat het niet zo best was.

Alle scenario’s gaan door mijn hoofd, maar haar dood nog niet

In een mum van tijd omringen nieuwe artsen en specialisten het bedje van Lou. Alles wordt bekeken en ik kan alleen maar denken, hopen en bidden dat zij niets vinden. Lou krijgt ter preventie een infuus met antibiotica tegen een mogelijke infectie. Ook maken zij een echo van de hersenen om een hersenbloeding uit te sluiten. Haar hoofdje bestaat uit een zee van plakkertjes om de hersenactiviteit te meten, want misschien is epilepsie wel de boosdoener. En tussen neus en lippen door mompelen de artsen tegen elkaar dat zij iemand in het Radboud UMC hebben klaar staan. Op dat moment begint bij mij ein-de-lijk een belletje te rinkelen. “Shit! Dit is niet goed!” Allerlei verschrikkelijke scenario’s passeren de revue, maar de dood behoort nog niet tot dat rijtje. “Hoe moet dit nu? En met onze jongens? Hoe gaat Lou hier uitkomen?”, denk ik.

Lou moet geïntubeerd worden

De tranen komen als zij Lou niet voldoende kunnen ondersteunen met de CPAP en haar moeten intuberen. Helaas kunnen zij deze zorg niet in het Rijnstate bieden en wordt het Radboud UMC ingeseind om Lou op te halen en een plekje voor haar te prepareren. Ondertussen zijn Stephan en ik al 24 uur wakker en weten wij door vermoeidheid en alle spanningen het verschil tussen voren en achteren niet meer. Wij worden steeds maar aangemoedigd om bij haar te staan, tegen haar te praten, aan te raken, foto’s en filmpjes te maken. En al lijkt Steef dit heel goed te kunnen, het lukt mij gewoon niet. Wat moet ik zeggen? Ik durf haar amper aan te raken. Zij lijkt niets op de Lou die ik nog maar net op mijn buik had. En daarbij komt dat ik net pas bevallen ben en de afgelopen weken bijzonder slecht hebt geslapen. Ik ben kapot! Laat me met rust!

Ik ga op bed liggen en Steef klapt de slaapbank uit. De artsen bekommeren zich nog steeds over Lou en lopen om haar heen. De storm is eindelijk iets gaan liggen in de kamer. Lou is stabiel aan de beademing. Na de familie te hebben ingelicht met een appje: ‘Niet schrikken, maar het gaat niet zo goed met Lou. Ze heeft een slechte start en we gaan zo naar het Radboud’, vallen wij beiden in een hazenslaapje. Niet veel later worden wij alweer gewekt. S., de kinderarts en neonatoloog van het Radboud UMC, waarvan wij op dat moment nog niet weten dat zij een belangrijke rol in ons leven gaat spelen, en de ambulancebroeder zijn gearriveerd. Ze plaatsen Lou over in de couveuse en sluiten haar met een hele hoop snoertjes aan op allerlei spannende apparaten en nemen haar mee. S. belooft goed voor haar te zullen zorgen en tegen Lou zegt ze: ‘Eens kijken wat er met dit meisje aan de hand is’. Stephan en ik maken ons klaar, pakken onze spullen en krijgen een uitvoerige beschrijving hoe wij in het Radboud UMC bij de NICU moeten komen. Ik kijk Steef aan en zeg: ‘Dit gaat écht wel met een sisser aflopen. Jij bent gezond, ik ben gezond en de jongens zijn gezond. Lou heeft gewoon een slechte start! Dit komt goed’.

Het volgende deel, 3: Wij zijn er nog steeds van overtuigd dat Lou* opstartproblemen heeft

VERA

Plaats een reactie