Ik zei tegen mijn zoon (12) dat hij niet kon voetballen

| ,

“Mam, ik ga niet meer zaalvoetballen.”

Dit bericht komt als een donderslag bij heldere hemel. S. zit in groep 8 en samen met de jongens uit zijn klas zit hij midden in een school zaalvoetbal toernooi. Ik snap er niks van. Naast hockey en free runnen vindt hij voetbal het leukste wat er is. Hij voetbalt elke dag op het schoolplein, en hij is regelmatig te vinden op het voetbalveld in de buurt. 

“Wat zeg je nou?”, vraag ik. 

“Ik ga niet meer voetballen”, antwoordt S.

“Waarom niet?”, vraag ik verbaasd.

“Iemand van het andere voetbalteam heeft gezegd dat ik niet kan voetballen.”

“Wat bedoel je?”

“Hij zit op voetbal bij de jongens in het team en hij heeft gezegd dat ik het slechts kan voetballen van iedereen. Dus ik doe niet meer mee.”

Shit, daar gaan we weer. S. is zo ontzettend gevoelig voor dit soort dingen. Het gaat in zijn hoofd zitten en dan krijg je het er met geen 100 paarden meer uit. Hij kruipt meteen helemaal in zijn schulp en blijft erin hangen. Hij staat naast me als een zielig vogeltje en ik zie het verdriet in zijn ogen.

Mijn moederhart doet pijn en ik wil niets liever dan de pijn en het verdriet wegnemen. 

Ik probeer het voorzichtig wat luchtiger te maken. “Weet je zeker dat hij dat heeft gezegd met deze woorden? Misschien zei hij wel iets anders en is het helemaal verdraaid, voordat jij het te horen kreeg. Je voetbalt bijna elke dag en je traint toch ook wel eens mee met de jongens? Scoor je altijd een eigen goal? Schiet je altijd de verkeerde kant op als je paast? Of nog erger, schiet je altijd mis?”. Ik probeer de meest idiote voorbeelden te noemen, om hem maar te laten inzien dat hij wel kan voetballen, maar het lukt niet. Hij gaat er niet in mee en blijft hangen in zijn verdriet.

Ik geef hem even de ruimte en bedenk me hoe ik het op een andere manier kan aanpakken. Ik heb laatste wel eens gehoord in een podcast over opvoeden dat je in sommige gevallen niet een peptalk moet geven, maar dat je juist moet bevestigen dat hij inderdaad niet kan voetballen. En het tot in het belachelijke moet doortrekken, en dat hij dat zelf ook wel inziet dat zijn houding misschien wat overdreven is.

We staan in de badkamer en ik probeer het eens op deze manier. “Tja, dat jongetje heeft natuurlijk wel gelijk. Je zit ook niet topvoetbal, dus je kunt waarschijnlijk ook niet heel goed voetballen. Misschien is het ook helemaal geen goed idee om mee te doen aan het toernooi, tussen al die ervaren voetballers. Zou je nog kunnen zeggen tegen juf dat je wilt stoppen? Dan moet je dat morgen misschien maar doen.”

Hij kijkt me eerst ongelovig aan, vervolgens zie ik het vuur in zijn ogen verschijnen en daarna het stoom uit zijn oren. Hij gooit zijn handdoek neer, stuift langs me en stapt boos de trap op naar zijn kamer. 

Shit, ik weet niet of dit helemaal de bedoeling was van deze aanpak.

Ik loop naar boven. Hij ligt verstopt onder de dekens en wil niet meer met me praten. Ik wens hem welterusten en loop naar beneden. Dit is precies wat ik soms zo moeilijk vind aan opvoeden. 

De volgende middag is er weer een zaalvoetbalwedstrijd geweest en juf M. staat later in de middag aan de deur. Ze vertelt dat S. aan het begin van de eerste wedstrijd eigenlijk niet mee wilde doen, omdat wij hadden gezegd dat hij niet kan voetballen. Ik schrik, en probeer de juf uit te leggen wat er de avond ervoor was gebeurd. Ze snapt het en beaamt dat alles zo in zijn hoofd blijft zitten. Maar het goede nieuws is dat hij toch heeft meegedaan en het leek alsof de jongens voelden dat ze hem even extra complimenten moeten geven over zijn spel, aldus juf.

S. komt iets later thuis, helemaal blij en opgetogen. Ze zijn door naar de finale!

“En hoe is het gegaan?”, vraag ik. Hij geeft schoorvoetend toe dat hij het lastig vond om mee te spelen. Maar dat juf hem heeft overgehaald. 

Later die avond vraag ik aan hem: “Zit dat verhaal van die vervelende jongen nog in je hoofd?”. “Nee mam, we hebben hem dik verslagen, dus het slaat nergens op wat hij zegt.” En daarna zegt hij: “En ik vond het niet leuk dat je zei dat ik niet kon voetballen, maar ik snapte later ook wel dat je het zei om me een beetje te prikkelen.”

Ik voel een brok in mijn keel en de tranen branden in mijn ogen. Opvoeden, ik wil het zo graag goed doen, maar ik weet soms gewoon niet wat het beste is. Maar volgens mij komen we er wel samen, zolang we maar blijven praten met elkaar. 

X Natasja

Plaats een reactie