De dokter vertelde dat ze wat zeldzaams bij onze baby hadden gevonden, wat nog niet eens een naam had

| ,

Lees hieronder eerst deel 1, voordat je verder leest.

Deel 1: De echoscopiste zag een vergroot neusje: “Ik heb hier geen goed gevoel bij”

Er was een waslijst mis met mijn baby van 19 weken

We werden door de echoscopiste naar binnen geroepen. Ik mocht gaan liggen. De arts wilde eerst weten wat er aan ons is verteld in Deventer. Hierna begon ze met de echo. Ze vroeg: “Willen jullie alles horen wat ik zie?” “Ja”, gaven wij aan, “wij willen weten wat er mis is en waarom we de zwangerschap eventueel moeten afbreken”. Er kwam een hele waslijst met wat er mis is met onze lieve baby. Ik vond het zo erg om te horen wat er allemaal niet klopte. Ze vertelde dat het heel erg bijzonder was dat het hartje nog steeds klopte en dat ze nog steeds leefde. “Het is een meisje”, dacht ik. Wij vonden het toch een troost om te horen dat ze zo goed zat in mijn buik en dat ze erg sterk was. Bij dit soort gevallen zou je normaal gesproken een miskraam krijgen. Toen de echo klaar was, liepen we naar een spreekkamer. Daar kwam de gynaecoloog er bij. Na een korte uitleg vertelde ze dat we eigenlijk geen keuze hoefden te maken, want onze baby had geen kans op leven. Dat voelde een beetje als een kleine opluchting, want wanneer beslis je zelf dat je de zwangerschap afbreekt? Ik zou dan altijd het gevoel houden of we wel de juiste keuze hebben gemaakt.

Het was domme pech

Het ging als snel over de bevalling die zo snel mogelijk zou zijn. Ik kreeg kippenvel bij het idee. Bevallen van mijn dochter die bijna 19 weken oud was en zou sterven tijdens de bevalling. Zo verdrietig. Ze was zo welkom bij ons. We hebben nog getekend voor wetenschappelijke onderzoeken om eventueel andere mensen te kunnen helpen. Dit gunde ik niemand. Ook kregen we een uitleg over een 13 weken echo  waar wij voor in aanmerking komen, mocht ik in de toekomst opnieuw zwanger worden. “Dan kunnen we met 13 weken al heel veel zien zodat je dit niet hoeft mee te maken.” De arts glimlachte naar mij: “Jullie krijgen in de toekomst vast een gezond kindje. Dat zien wij hier zo veel nadat mensen dit hebben meegemaakt. Je hebt eigenlijk maar 1 keer kans om dit mee te maken”. Bij de eisprong was het mis gegaan met de chromosomen. We hadden maar 2% kans op dat er zóveel mis was met de baby. De artsen zeiden dat het gewoon domme pech was.

De volgende dag werd ik al gebeld door de gynaecoloog en hij vertelde dat we ons maandag 12 april ons om 9 uur mochten melden bij de kraamafdeling. Daar kregen we met z’n tweeën een kamer. Op de zaterdag ervoor moest ik een pil innemen. Het zorgde ervoor dat de weeënopwekkers goed werden opgepakt door mijn lichaam. Ik lag de hele nacht wakker van die pil. Ik dacht: “Als ik die pil inneem, wordt het definitief”. Dat weekend ik stil bij hoe mooi het was om zwanger te zijn. Ik dacht na over op wie ze zou lijken. Mijn roze wolk, was zo inees donkergrijs.

De bevalling

Het was zover: de inleiding. De dag begon al met overgeven, waarschijnlijk van alle spanning. Ik zag dat mijn ouders kwamen aanrijden. Zij zouden ons wegbrengen. Zoveel zenuwen gierden door mijn lichaam. Mijn ouders kwamen binnen. Daar kwamen de tranen weer. Ik dacht: “Ik wil dit niet. Ik kan dit niet. Wanneer word ik nou wakker uit deze nachtmerrie?” Mijn vader geeft mij een dikke knuffel en zei: “Jij kan dit!”. Daar kwamen we aan op de kraamafdeling, wat normaal gesproken natuurlijke een prachtige afdeling is. We werden ontvangen door een lieve verpleegster die ons naar de kamer bracht. Ze zei dat de verloskundige nog even bezig was, maar er zo snel mogelijk aan kwam. Om 10 uur was ze er. Ze legde alles uit en startte de eerste weeënopwekkers op.

De eerste krampen

Om 13:00 begon ik lichte krampen te voelen. De verpleegkundige zei: “Dat is mooi, dan werken ze in ieder geval”. De krampen werden steeds iets heviger. Ik begon te twijfelen: “Moet ik nou naar de wc of hoort dit?” Naar de wc mocht ik niet meer, omdat je bij hevige krampen ook al kan gaan bevallen. Eenmaal op de postoel kwam ik er achter dat dit nog niet de baby was. Om 16:00 werd voor de tweede keer weeënopwekkers ingebracht. Dit moest iedere 6 uur. Ik had het zo koud. Drie dekens en een kruik hielpen niet. Ik bleef trillen. De verpleegster zei: “Anders ga je even lekker douchen”. Ik stond er nog geen minuut onder en toen voelde ik een enorme druk. Ik dacht: “Daar komt ze al”. In paniek riep ik Jacco. Ik liep snel naar het bed en hij probeerde mij af te drogen. Daar kwam er van alles uit me. De verloskundige kwam op dat moment net binnen. Ik was helemaal in paniek. Ze zei: “Adem in, adem uit. Ik ga kijken onder de deken”. De baby was er nog niet, maar de vliezen waren gebroken.

Ons lichtpuntje

Ze voelde dat ik al 2 centimeter ontsluiting had en gaf aan dat dit best snel kon gaan. Er was maar 5 cm nodig voor de bevalling. Ik kreeg voor de tweede keer een morfinespuit, want de pijn werd best hevig. In het ziekenhuis hadden ze aangegeven dat ik gewoon pijnstillers moest aannemen, want pijn en verdriet was geen goede combinatie. Dit kon voor een traumatische ervaring zorgen. Vanaf 18:30 werd de pijn ècht hevig. Jacco maakte zich zorgen. Hij heeft constant naast mij gezeten en mijn hand vast gehouden. Rond 20:00 kreeg ik nog een pijnstiller. Morfine mocht niet meer en het was al te laat voor een ruggenprik. Ondertussen probeerde ik de weeën weg te puffen. Om 21:55 is onze lieve Noor geboren. Noor betekent lichtje of lichtpuntje. We hadden deze naam al vanaf januari, maar wisten de betekenis niet. Ze is nu een lief klein lichtje boven ons.

Noor zag er afwijkend uit

We hadden afgesproken dat ze eerst beschreef wat ze zag aan Noor, omdat ze in Utrecht hebben gewaarschuwd dat het best een heftig beeld kon zijn. Haar voorhoofd was naar achter gegroeid, omdat de hersenen niet compleet waren. Er waren nog meer dingen. Ze beschreef heel lief hoe Noor er uit zag en vroeg aan Jacco of hij wilde kijken. Jacco heeft één keer gekeken en had de bevestiging dat het inderdaad klopte wat ze ons hadden verteld bij alle echo’s. Het was erg bijzonder om onze baby van 19 weken te zien, zo klein, met een hele rode huidskleur. Ze pakten een mooi vlinderdoosje. Ik had een roze dekentje met hartjes gekocht. Daar hebben ze haar ingelegd. Samen met de verpleegkundige maakte Jacco foto’s van haar handjes en afdrukjes van de handjes en voetjes met inkt. Ik kon niet uit bed, want ik moest wachten op de placenta. Deze liet niet vanzelf los.

Het laatste afscheid van Noor

We belden met onze ouders, familie en vrienden en vertelden dat Noor is geboren. Om 23:30 besloten ze om mij gereed te maken voor de OK. Om 00:30 lag ik op de operatietafel. Toen kwam de chirurg binnen en zei: “Hooo, stop maar, er komt een spoedkeizersnede tussendoor”. Ik dacht: “Maakt hij nou een grapje?” Niet dus, ik werd weer terug gereden. De verpleegkundige zei: “Dit hebben we nog nooit meegemaakt”. Om 2:00 werd ik weer opgehaald om naar de OK te gaan. Ik vroeg: “Is er een gezond baby’tje geboren?” Ze bevestigde dit. Ik lachte en zei: “Dan heb ik niet voor niets moeten wachten”. Om 3:30 werd ik weer terug gereden naar onze kamer waar Jacco zat te wachten en onze Noor lag. Ik heb haar lieve handjes nog even aangeraakt. De levenslijnen zaten er al. Zelfs de nageltjes waren scherp . Zo klein, zo bijzonder dat ik daar zo’n mooi gevoel bij kon hebben. We hebben daar afscheid genomen van haar. “Het is goed zo”, dacht ik. We hebben met hulp van het ziekenhuis een mooi afscheid gehad en kijken daar goed op terug.

Met lege handen naar huis

Het was om 4:00 tijd om te gaan slapen. Ik zou rond  7:00 worden wakker gemaakt om te kijken of ik kon plassen in verband met de ruggenprik. Dat lukte. De kleur van het bloed zag er goed uit, daar werd ook nog even naar gekeken. Aan het eind van de ochtend mochten we naar huis. Mijn ouders stonden voor het ziekenhuis klaar om ons op te halen. Eenmaal thuis stond er een lunch voor ons klaar en zijn we meteen naar bed te gegaan. We waren op van alle emoties. We hadden een bevalling meegemaakt, maar geen baby mee nar huis.

Later kwamen er tranen, tranen, tranen

De eerste dagen zat ik in een overlevingsmodus. Ik voelde mij bijna schuldig dat ik nog niet echt heb kunnen huilen. Na een kort gesprek met de verloskundige, de dokter en een maatschappelijk werker ontdekte ik dat dit niet zo gek was. “Dat komt. Neem de tijd. Je moet lichamelijk ook nog herstellen”, zeiden ze. In die dagen heb ik de hele tijd gedacht: “Waar is Noor nu? Gaan ze wel goed met haar om?” We konden twee dagen later haar roze dekentje ophalen. Toen kwamen er heel wat tranen vrij. De vlekjes van haar zaten er in. Dat dekentje bracht een stukje troost, omdat ik iets terug had van haar. Ze onderzochten haar in het ziekenhuis. Hierna werd ze gecremeerd. We moesten wachten op de uitslag van de onderzoeken en wanneer we haar as konden ophalen. We praatten veel met elkaar en met familie of vrienden, Iedere dag werd er wel weer een bos bloemen of andere mooie cadeautjes bezorgd. De brievenbus lag vol met kaarten. Zo mooi dat er zoveel mensen met ons meeleefden. We hebben een geboortekaartje laten ontwerpen met het afdrukje van haar handje. Voor ons, maar ook voor onze familie en vrienden die haar nooit hebben gezien of gaan leren kennen. Zo hadden ze toch iets van Noor. Ik merkte dat de huilbuien begonnen te komen. Ik huilde om een mooi gedicht of een liedje op de radio.

Ik had mijn baby in een urn op schoot

Op 29 april kregen we bericht dat we Noors as konden ophalen. We kwamen aan bij het crematorium en werden meegenomen naar een mooi kamertje. Daar stonden twee kaarsjes met in het midden de urn. Wat een confronterend moment. We moesten ons legitimeren, een handtekening zetten en kregen de urn in een tasje mee naar huis. We zaten helemaal ontdaan in de auto. Mijn dochter zat in een tasje op mijn schoot. Na de bevalling ging ik zonder een gezond kindje naar huis, maar met mijn baby op schoot in een urn. 

Op vrijdag 21 mei hadden we het laatste afspraak bij de gynaecoloog. De dokter riep ons binnen en vertelde dat ze wat zeldzaams hadden gevonden, wat nog niet eens een naam had. Ik wilde weg rennen en dacht: “Kun je gewoon niet alstublieft zeggen dat het toch helaas domme pech is geweest?” We moesten beide bloedprikken om te kijken of het genetisch was. Als het genetisch zou zijn, moesten we misschien in de toekomst via IVF zwanger raken. Daar schrokken we heel erg van. Het was 6 weken afwachten. We gingen met vraagtekens naar bed en stonden ermee op. We hoopten zo op goed nieuws.

NATASHJA

Plaats een reactie