Zowel ik, als Steef, de arts en de verpleegkundige beginnen keihard te huilen

| ,

Vera schrijft een minireeks op Kids en Kurken. Hieronder staan de vorige delen. Fijn, als je die kent, voordat je verder leest.

Deel 1: Tijdens de zwangerschap en bevalling van onze Lou* leek ze een kerngezonde baby

Deel 2: De verpleegkundige wil pasgeboren Lou* onderzoeken, want ze vertrouwt het niet helemaal

Deel 3: Wij zijn er nog steeds van overtuigd dat Lou* opstartproblemen heeft

Deel 4: Waarom ademt onze gezonde baby niet?!

Deel 5: Tranen rolden over mijn wangen en ik zei: “Nee, ons dochtertje gaat het waarschijnlijk niet halen”

Deel 6: Dit kan zo niet langer, zondag gaan we de beademing stoppen

Deel 7: En dan komt het moment: de beademing van Lou* stopt definitief

Eindelijk zien we onze baby Lou zonder slangen en plakkers

Het is 3.00 uur in de nacht als Lou wordt verlost van haar plakkertjes en beademingstube. Daarna wordt ze snel bij Stephan in zijn armen gelegd. Steef had Lou beloofd om tot het einde bij haar te blijven. Haar vast te houden. Ik sprong bij Stephan en Lou op het bed. Eindelijk kunnen wij haar zien zonder pleisters en beademingstube. Wat is ze toch ongelooflijk mooi. Wij hebben geen flauw idee hoe lang het gaat duren voordat ze daadwerkelijk overlijdt en willen geen moment van haar missen. We bestuderen haar gezicht en haar hele lijfje met die heerlijke babyspekjes. De arts heeft ons gewaarschuwd voor de ademteugen die zij kan nemen, dit is een natuurlijke reactie van het lichaam. Toch schrikken we elke keer als ze ineens een grote teug lucht neemt, omdat we zo sereen in het moment zitten en iedere seconde haar laatste kan zijn.

Lou neemt een diepe ademteug

Om 4.05 uur is Lou een lange tijd stil. De verpleegkundige checkt de tijd en loopt weg. Stephan en ik huilen en knuffelen Lou. Wezeggen dat het goed is zo. En dan ineens neemt ze weer een grote teug en zitten Steef en ik rechtop in bed van de adrenaline. “Jeetje Lou, wat laat je ons schrikken!”, zeg ik met een glimlach. Het lijkt nog wel even te duren, dus zetten wij de sterrenlamp weer aan. “Misschien kan ze de weg niet vinden?”, zeggen Steef en ik tegen elkaar. We zetten het nummer Astronaut van Spinvis op. De teksten klinken door de speakers: “Goeie reis. Je hebt nu geen gewicht. Ga sneller dan het licht. De planeten zingen zacht. Van het wonder dat je wacht. Kijk niet om, ga steeds vooruit. Goeie reis en hou je haaks en kijk goed uit”. We vertellen Lou wie allemaal op haar wachten en vragen of ze oma al kan zien. De klok, inclusief het verzetten van de klok naar wintertijd, tikt verder.

De laatste adem van Lou

Lou geeft niet op. Oncomfortabel liggen wij met zijn drieën op het bed. Ik word er een beetje kribbig van. Als we weer weg dommelen, besluit ik even op de uitklapbank te gaan liggen, maar ik raak Lou geen seconde uit het oog. Om 8.00 uur is de wissel van de arts en verpleegkundige. De wissel is emotioneel, omdat je echt een vertrouwde band opbouwt met deze helden. Gelukkig heeft de Belgische arts nu dienst en dat maakt de cirkel rond. De nieuwe verpleegkundige zegt tegen ons dat wij het aan moeten geven als wij het te lang vinden duren. Steef zit inmiddels al 6 uur met Lou op schoot en hoewel dit moment voor ons een eeuwigheid zou mogen duren, vinden wij het wel genoeg. Genoeg voor Lou. Ze heeft genoeg gestreden. Om 8.30 uur wordt de medicatie nog één stapje verhoogd en om 9.00 uur haalde Lou haar laatste adem.

De hele kamer huilt

Na een controle bevestigt de verpleegkundige dat ons meisje niet meer bij ons is, maar geeft nog wel aan dat de Belgische arts het officieel moet vaststellen. “Geef haar nu maar hier”, zeg ik tegen Steef. Eindelijk! Eindelijk heb ik mijn meisje vast. Ik zit in bed als een koningin. Ik laat me verzorgen en geniet intens van dit moment. Het voelt een beetje als de kraamweek die ik nooit gehad heb. De verpleegkundige is niet weg te slaan bij Lou, ze is ook zo mooi! We maken afdrukjes en knippen een plukje haar. We zijn rustig, dolverliefd en verdoofd. We stellen onze naaste familie en vrienden op de hoogte en krijgen de eerste condoleances. We nemen afscheid van de Belgische arts. De arts die Lou heeft opgehaald uit het Rijnstate en ons heeft begeleid. Ze staat tegenover mij en ik weet niet goed wat te doen. Een boks? Een elleboog? Wat doe je in godsnaam in zo’n situatie. Kutcorona! Maar dan grijpt ze mij ineens vast en begint keihard te huilen. We huilen allebei, Stephan huilt en de verpleegkundige ook. De arts houdt Lou nog even vast. “Jij boft maar met zulke ouders. Dag mooi meisje”.

Naar het mortuarium

We doen Lou in een mooie doek, want ze wordt meteen gebalsemd in het mortuarium. Dit is iets wat wij meteen hebben geregeld, omdat wij absoluut niet willen dat Lou een nacht in het mortuarium moet blijven. Onderweg naar het mortuarium ontvang ik een appje. Het zoveelste appje van iemand met hoop. Ze moesten eens weten. Ik druk het appje weg en loop huilend verder. Als we bij het mortuarium aankomen, lijkt het op niets van wat ik mij had voorgesteld. Geen grijze, ijzeren wanden en tafels zoals je in films ziet. Het is juist een heel huiselijke ruimte met heerlijke banken die naar ons lonken. De mensen lijken nu ineens pas te beseffen dat ik ook maar drie weken geleden ben bevallen en vragen bezorgd of het allemaal wel gaat. Ze zeggen dat ik het rustig aan moet doen. Ik word een beetje ongemakkelijk van deze bezorgdheid en zeg dat ik mij heus wel red. Heb ik de afgelopen drie weken ook gedaan. Dus.

We gaan Lou voor het eerst aankleden

Na een korte uitleg nemen ze Lou mee om te balsemen in de kamer naast ons. En dan zitten Stephan en ik daar op de banken die naar ons gelonkt hebben. Terwijl de condoleances binnenstromen en Stephan liggend op de bank naar een voetbalwedstrijd zit te kijken, staar ik voor me uit. Onze dochter is overleden, ze is dood. De twee uur die de balsemers nodig hebben vliegen voorbij. Ik ben onwijs gespannen als ze aankondigen dat ze klaar zijn en Lou meenemen uit het kamertje naast ons. We bekijken haar met zijn allen. Iedereen is ontroerd: “Wat is ze mooi”. En dan drie weken na de geboorte is het eindelijk zover. We gaan Lou voor het eerst aankleden. De verpleegkundige wil hier graag bij zijn. Gelukkig maar want als ik het armpje van Lou moeilijk omhoog krijg vanwege de stijfheid, durf ik niet meer. De verpleegkundige neemt het liefdevol over en samen kleden we Lou verder aan.

De broertjes zijn in de wolken met Lou

We hebben wederom een emotioneel afscheid en stappen in de auto. Lou in de Maxi-Cosi en ik ernaast. Het lijkt net echt. Net echt een gelukkig gezin, zonder zorgen. Eenmaal thuis leggen wij Lou in de wieg in haar kamertje. We zijn zo trots en hebben zo’n innerlijke rust. Op de bank overleg ik met Stephan hoe wij het met de jongens gaan aanpakken. We besluiten rustig te vertellen wat zij kunnen verwachten als zij Lou zien. We laten vooral de keus om te kijken bij he. Even later worden de jongens door vrienden thuis gebracht en springen ze bij ons op de bank. “Raad eens wie er thuis is?”, vraagt Stephan. Dan zien de jongens de lege Maxi-Cosi en roepen in koor: “Lou! Is ze boven?!” Ze trekken enthousiast een sprintje naar de kamer van hun zusje en zijn onmiddellijk betoverd door haar mooie rustige uitstraling. Abel zegt: “Wat is ze lief zo  zonder al die buisjes”. Faas is vooral druk met het bestuderen van zijn zusje. Hij trekt het dekentje van haar af en pakt haar handjes. Hij streelt haar voorhoofd. “Oh wat is ze zacht mama!”. Hij praat tegen haar: “Je bent een superheld. Lou doe je oogjes nou eens open!” en hij probeert haar ogen open te krijgen. Lichtelijk in paniek schiet ik naar hem toe “Oh nee liefie! Doe dat maar niet”, zeg ik. “Lou slaapt niet, Lou is dood. Ze gaat haar oogjes niet meer open doen”. Dit schrikt Faas niet af.

De hele week is hij in de wolken met zijn zusje. Iedereen die op bezoekt komt moet eraan geloven. Hij sleurt ze allemaal mee naar boven. Elke avond heeft hij haar op schoot en doet haar samen met ons in bad. Abel is wat afstandelijker en dit is precies zoals wij hadden voorspeld. De jongens huilen niet om haar. We merken wel dat Abel het lastiger vindt om over haar te praten nu zij thuis is, terwijl hij “normaal” zijn hart op de tong heeft.

Wij willen een vrolijk kinderfeestje voor Lou

Na een kleine week bij ons thuis nemen we op 5 november in besloten kring afscheid van Lou. Wij willen absoluut geen zaaltje. Geen zwarte-koffie-met-cake-afscheid. Wij willen, hoe verdrietig de situatie ook is, een feestje. Een kinderfeestje voor Lou. De kinderen komen verkleed als een superheld, want dat is Lou ook. Wij willen het leven vieren. Wij willen Lou vieren. Met zijn vijven lopen wij door het bos met Lou in de kinderwagen naar de plek waar het afscheid is. Onze eerste en laatste wandeling samen. We lezen haar voor, de kinderen zingen, we vertellen verhalen, want oh wat hebben we bijzonder veel over Lou te vertellen terwijl ze pas drie weken bij ons was. Ook Astronaut van Spinvis komt voorbij. Tijdens de “plechtigheid” fladderde een vlinder door de ruimte. In november. Een vlinder. Iedereen is betoverd, ontroerd en blij als de vlinder vrolijk even bij ze aan komt fladderen.

Opeens barst broer Abel in tranen uit

En dan als we eigenlijk bij een heel luchtig stukje zijn en iedereen rustig is, barst Abel in tranen uit. Hij roept dat hij Lou zo gaat missen en dat hij bang is dat hij haar gaat vergeten. Hij raakt overstuur en kan niet meer stoppen met huilen. Abel springt bij Stephan op schoot en ik kan alleen maar denken: “Godzijdank, hij huilt! Huil maar liefje, laat het alsjeblieft allemaal gaan”. In het midden van de ruimte staat een Mozes mandje die wij voor Lou hebben uitgezocht. Geen kistje, geen deksel. Maar Lou ligt niet in haar mandje. Ze gaat van schoot tot schoot. Iedereen wil haar vasthouden, haar knuffelen, haar opsnuiven. We drinken wijntjes en eten hapjes van de borrelplank. De kinderen krijgen frietjes, chips en drinken sap. We praten, huilen en lachen. Buiten worden enorme bellen geblazen en de kinderen verkleed als superheld rennen wild achter elkaar aan. Trots kijk ik om me heen. Ik voel me gezegend. Gezegend met al deze mensen. Lou heeft ons zoveel wijze lessen geleerd, zoveel liefde gegeven, zoveel doen inzien.

We zien een onwijs mooie regenboog

Dan is het tijd voor Stephan en mij om met Lou naar het crematorium te vertrekken. Onderweg komen wij in een file terecht. “Vind ik helemaal niet erg”, lach ik naar de uitvaartverzorgster en ze lacht terug. Want ik heb Lou in mijn armen en blijf non-stop naar haar kijken. Eenmaal aangekomen bij het crematorium stappen we uit de auto en zegt de uitvaartverzorgster: “Kijk eens daar, achter je!” En we zien een onwijs mooie regenboog. Stephan en ik zitten met Lou in een liefdevol ingericht kamertje in het crematorium. We nemen de tijd om afscheid te nemen, vertellen haar nogmaals hoeveel wij van haar houden en dat we haar zo missen. We geven haar een laatste kus en laten haar achter in het kamertje. De weg naar huis zijn we stil en verdrietig. Nietsvermoedend halen we de jongens bij mijn ouders op. Als we aankomen zien we ook de geparkeerde auto’s van al onze vrienden. We doen de deur open en daar zitten ze, stuk voor stuk. Onze helden.

VERA

1 gedachte over “Zowel ik, als Steef, de arts en de verpleegkundige beginnen keihard te huilen”

Plaats een reactie